Lidnummer xxxx / 1995 en 2002/2003

Ieder mens heeft een mooi verhaal. Als je er maar naar graaft. Eén van de aardigste series die ik ooit voor de bladen van FNV Bouw bedacht is ‘Lidnummer xxx’. Het idee was heel simpel: prik willekeurig in het bestand van 150 duizend leden van de bond, bel hem of haar op en maak een afspraak. Verrassing verzekerd. Hier een aflevering uit 1995.

 

Nee, leden zijn geen nummer bij FNV Bouw. Maar ze hébben er wel een: een lidmaatschapsnummer. De redactie van FNV Magazine prikte volstrekt willekeurig in het ledenbestand en zocht naar de mensen áchter het nummer. Lidnummer 1944994.

Een houtbewerker op een olifant

Mien heeft al eens op een kameel gezeten. Dat was in Egypte. En dit jaar hoopt Cor in Thailand een ritje op een olifant te maken. Wat ze daar verder gaan doen, weten ze nog niet. Dat zal de reisleider ter plekke wel vertellen. Het echtpaar De Nood uit Oostburg heeft er in elk geval zin in.

beeld 1

Aanvankelijk is er enig wantrouwen. Het gaat toch niet om een enquête hè, want daar doen ze niet aan mee. Laatst was er nog een mevrouw aan de telefoon die vroeg of ze met een vragenlijst mocht langskomen. “En dan wilt u zeker ook weten hoe vaak ik met mijn vrouw naar bed ga”, had Cor de Nood (69) ad rem gereageerd. Nee, enquêteurs komen er niet in. Maar FNV Magazine is natuurlijk welkom.

Oostburg ligt midden in Zeeuws-Vlaanderen, het meest onontsloten gebied van Nederland. Cor is er geboren en getogen, evenals zijn vrouw. Voor de gemiddelde landgenoot is het een onbekende uithoek. “Amsterdammers denken dat we op een eiland wonen. Vroeger ging ik daar nog weleens op in maar tegenwoordig laat ik het maar zo”, zegt hij. Omgekeerd komt het echtpaar De Nood ook niet zo vaak in de rest van Nederland. “Alleen met vrij reizen”, vertelt Mien.
Cor de Nood werkte in de houtsector toen hij op 55-jarige leeftijd arbeidsongeschikt werd verklaard. Maar daar was in zijn leven wel het een en ander aan voorafgegaan. Hij begon na de lagere school als landarbeider in dienst van een boer. In de oorlog dook hij onder voor de Arbeidsdienst. Toen het zuiden in 1944 werd bevrijd, sloot Cor zich aan bij de geallieerde troepen die door Zeeland trokken. “Een kapitein van het Canadese leger had een oppasser nodig. Dat leek me wel wat. Ik kon meteen mee. Prachtig voor zo’n jonge jongen natuurlijk. Mooi pakkie aan, volop sigaretjes, dat beviel me wel. Anderhalf jaar lang zwierf Cor rond met de militairen. Na het Canadese leger trok hij ook op met het Amerikaanse en het Engelse. Aansluitend zat hij een paar jaar met het Nederlandse leger in Indonesië. Toen hij in 1947 terugkeerde in zijn vaderland was zijn jeugd voorbij maar had hij al heel wat meegemaakt. In Nederland was het gewone leven inmiddels weer op gang gekomen en Cor keerde terug in de landbouw. In 1952 trouwde hij met Mien.

“Na een jaar of tien had ik het in de landbouw wel gezien. Ik wilde wat anders”, vertelt Cor. “In de krant stond een advertentie: houtbewerkers gevraagd. Ze zaten kennelijk om mensen verlegen want ik werd meteen aangenomen. Het vak kende ik niet maar dat heb ik in de praktijk geleerd. Dat gold voor iedereen daar want er zat niemand met diploma’s. Het bedrijf in Sluis waar ik kwam te werken, Van Hal en Karels, maakte houten souvenirs. Spinnewielen, schemerlampen, stoofjes, dat soort dingen. Ik zat op de afdeling waar de onderdelen werden vervaardigd. Dat was een kwestie van zagen, schaven, frezen. Op een andere afdeling werden die dan in elkaar gezet. Op het hoogtepunt werkten er zo’n zestig mensen. Later ging het bergafwaarts en uiteindelijk ging de zaak failliet.”

Toen hij nog bij de boer werkte, werd Cor de Nood lid van de toenmalige landarbeidersbond. Na zijn overstap naar de houtsector werd hij lid van de houtbond van het NVV, één van de voorlopers van de huidige Bouw- en Houtbond FNV. De organisatiegraad in de houtsector was niet groot. Het was moeilijk, zo ervoer Cor, om de mensen over de streep te trekken. “Toen het fout dreigde te gaan bij Van Hal en Karels ben ik bij mijn collega’s langsgegaan met een lijst want ik vond het verstandig als de bond een sterker positie bij het bedrijf zou krijgen. Maar er was niemand die wilde tekenen.” Bij het faillissement heeft de bond zijn belangen behartigd, verder heeft Cor de bond nooit nodig gehad voor persoonlijke problemen. Toch is het nooit bij hem opgekomen zijn lidmaatschap op te zeggen, ook niet nadat hij was gestopt met werken. En dat zal ook niet gebeuren, verzekert Cor. “We hebben wel contact met de afdeling. Vier keer per jaar is er een kaartavond. Daar gaan we samen naar toe.”
O ja, één keer heeft hij meegedaan aan een grote demonstratie op het Malieveld in Den Haag. Hij herinnert zich wat de toenmalige voorzitter Wim Kok de leden daar voorhield. “Dit pikken we niet en dat pikken we niet. En nu is hij minister-president en pakt hij ons van alle kanten. Dat vind ik teleurstellend.”

Cor werkt al veertien jaar niet meer maar hij is actief gebleven. Muziek bijvoorbeeld, daar houdt hij van. “Op zaterdag en zondag  gaat om zes uur ‘s morgens de wekker. Dan sta ik op en ga bandjes opnemen van de radio. Lichte Hollandse en Vlaamse muziek. En natuurlijk accordeonmuziek. Dat vind ik mooi. Ja en wat doe je verder? Televisie kijken en zo nu en dan fietsen. Maar niet als het te hard waait want als je de wind tegen hebt op het vlakke Zeeuwsvlaamse land kom je maar moeilijk vooruit.
De vakantie is elk jaar een hoogtepunt. Daar raken Cor en Mien niet over uitgepraat. Ze hebben bijna heel Europa gezien. Van Joegoslavië hebben ze genoten en van Griekenland. In Egypte zijn ze geweest en vijf jaar geleden naar Indonesië. Cor wilde daar graag nog eens rondkijken maar de plaatsen waar hij in de jaren veertig was geweest waren onherkenbaar geworden. Verre reizen maken is in Zeeuws-Vlaanderen voor de meeste mensen nog iets bijzonders, aldus Cor. “Onlangs vertelden we een kennis dat we naar Thailand zouden gaan. Zoiets gaat dan als een lopend vuurtje rond. Ik ben sindsdien op de markt en op straat al vier keer aangehouden door mensen die zeiden: zeg, ik hoor dat je naar Thailand gaat. Mensen die ik notabene niet eens ken. “Waarom Cor en Mien speciaal naar Thailand gaan? Daar moeten ze even over nadenken. “Je moet toch ergens naar toe. En in Thailand zijn we nog nooit geweest.”