Over gladiolen en de dood

Argus nr. 46/22 januari 2019

Thuis bij De Kneet

In 1993 interviewde ik Gerrie Knetemann in zijn huis in Krommenie. Dat kwam vooral neer op een ochtendje luisteren want hij schudde de ene na de andere anekdote uit zijn mouw. Het verhaal dat ik daarna schreef, begon met de mooiste uitspraak die hij bij die gelegenheid deed: “Langzaam fietsen is het mooiste wat er is”. Want hij was blijven fietsen natuurlijk, maar dan voor zijn plezier.

Knetemann kwam uit een familie van bouwvakkers. Zelf probeerde hij het eerst op de mulo. “Maar dat had ik gauw bekeken. Ik ging van school en hielp een hele vakantie de straatmakers die in Amsterdam een groot plein aan het straten waren. Dat vond ik schitterend. Ik wilde ook straatmaker worden. En als ik niet was gaan fietsen was ik het waarschijnlijk nóg geweest”. Maar, gelukkig voor Nederland, hij gíng fietsen.

“Het was de tijd van Jan Janssen en iedere jongen wilde een racefiets. Na veel zeuren kreeg ik er ook een. Daar heb ik een maand op gereden en toen heb ik ‘m op zolder gezet. Ik vond het niks, na twee kilometer was ik al helemaal uitgepierd.” Toen een oom hem korte tijd later opgaf voor een wielerclub, ging hij toch trainen en na verloop van tijd ook wedstrijdjes rijden. “De allereerste keer knalde ik op een auto maar al gauw kwamen er succesjes en voelde ik dat er meer in zou zitten als ik er serieus werk van ging maken.” Er zat véél meer in, zo bleek. In zijn eerste seizoen als beroepsrenner won hij meteen de Amstel Goldrace. En daarmee begonnen zestien succesvolle wielerjaren, die samenvielen met de bloeiperiode van het Nederlandse wielrennen met naast hem kanjers als Jan Raas, Joop Zoetemelk, Hennie Kuiper en Peter Winnen.

Een ware triomf werd het wereldkampioenschap in augustus 1978. De wedstrijd op de Nürburgring was een 273 kilometer lange, barre tocht door regen en wind. In de slotfase, na meer dan zeven uur koersen, probeerde eerst Jan Raas in de eindfase weg te komen maar die werd teruggepakt. Daarna demarreerde Knetemann en kreeg alleen de Italiaanse titelverdediger Francesco Moser mee. De twee bouwden genoeg voorsprong op om het samen uit te vechten. Moser drong Knetemann de kop op, zodat die vanuit onvoordelige positie de sprint moest aangaan. Moser liep op hem in, reed hem zelfs voorbij maar met een ultieme jump drukte De Kneet zijn voorwiel nog juist een centimeter eerder over de meet. Knetemann Weltmeister!

De huiskamer in Krommenie, waar ik met Knetemann zat, werd van de naastgelegen ruimte gescheiden door een glazen wand, waarin groot de beroemde finishfoto van de Nürburgring was gegraveerd: een cadeau van Peter Post. De Kneet kon zodoende thuis nog elke dag nagenieten van de grootste overwinning uit zijn loopbaan.

Een dikke tien jaar nadat ik hem sprak, overleed Knetemann op 2 november 2004, 53 jaar oud. Zijn dood ontging me in eerste instantie en ik was niet de enige. Door de moord op Theo van Gogh diezelfde ochtend verschoof de dood van De Kneet naar de marge van het nieuws. Hij stierf in het harnas. Tijdens een tocht per mountainbike werd hij in de buurt van Bergen onwel en bezweek ter plaatse aan een hartstilstand. Als geen ander kende De Kneet de prijs van het wielrennen: de dood of de gladiolen. In zijn lange prachtige carrière streek hij vaak de gladiolen op. Deze keer niet.