Hakken in het zand / september 1996

Hakken

Hakken in het zand

De staking van bouwvakkers en stukadoors in het

voorjaar van 1995

 

Verantwoording

Vanwege het uitzonderlijke karakter van de staking van bouwvakkers en stukadoors in het voorjaar van 1995, heeft de Bouw- en Houtbond FNV besloten dit boek te laten samenstellen. Het geeft – in feiten, anekdotes, documenten en foto’s – een overzicht van de staking, de oorzaken ervan en de gevolgen. Hoewel getracht is een realistisch beeld van de acties te geven, is het boek geschreven vanuit het perspectief van de Bouw- en Houtbond FNV.

Waar in de tekst geen bronaanduiding wordt gegeven, is meestal gebruik gemaakt van bondspublikaties of van door de auteur zelf vergaarde informatie. Zie voor een verdere opgave van bronnen ook het overzicht achterin dit boe


Inleiding

Records gebroken
Dankzij een goed ontwikkelde overlegeconomie wordt in Nederland relatief weinig gestaakt. Werknemers worden in ons land beschermd door een reeks van wettelijke maatregelen. En de cao’s, waarin de arbeidsvoorwaarden worden geregeld, komen doorgaans tot stand in goed overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties.

In de bouwnijverheid is dat niet anders. Het overleg over de bouw-cao, een van de grotere van het land en niet zelden trendsettend, verloopt altijd moeizaam maar meestal lukt het de partijen toch om er aan de onderhandelingstafel uit te komen.

In de periode tot aan de Tweede Wereldoorlog, kwamen stakingen in de bouw vooral voor bij afzonderlijke bedrijven of ze hadden een lokaal of regionaal karakter. Daarna ontstond in de bedrijfstak de traditie van de landelijke staking voor onbepaalde tijd. Tussen 1945 en het begin van de jaren negentig werd in de bouw zes keer gestaakt: in 1960, 1970, 1971, 1977, 1985 en 1990. De staking van 1960 was de meest omvangrijke. Het was de eerste grote naoorlogse staking die door de drie toenmalige vakcentrales (NVV, NKV en CNV) werd gesteund. De actie duurde twee weken en bijna veertigduizend bouwvakkers legden het werk neer. Er gingen 410.000 arbeidsdagen verloren.

Tegen die historische achtergrond, was de staking van bouwvakkers en stukadoors in het voorjaar van 1995 zeer uitzonderlijk. In een langdurig en grimmig cao-conflict stonden de werkgevers tegenover de bonden van FNV, CNV en HZC. Rond 36.000 werknemers zetten de hakken in het zand. Op 14 maart gingen de eerste werken plat; pas op 18 april, na 24 stakingsdagen, werd het werk in de bouw hervat. De werknemers in het stukadoorsbedrijf, die voor het eerst naar het stakingswapen grepen, bleven nog drie dagen langer in actie. Met een totaal van 642.400 verloren arbeidsdagen werd de staking de grootste uit de geschiedenis van de bouw- en houtnijverheid. Tegelijkertijd brak 1995 het record van 1946 en nestelde zich aan kop als het jaar met de meeste stakingsdagen van na de oorlog.

Een strijd om de macht
De inzet van het conflict in de bouw en bij de stukadoors was voor de vakbeweging het tot stand brengen van goede cao’s. Door de harde opstelling van beide partijen ontaardde de staking echter in een regelrechte strijd over de machtsverhoudingen in de bedrijfstak. De werkgevers waren erop uit de vakbonden hun plaats te wijzen. Die wilden op hun beurt tonen dat de vakbeweging niet met zich laat spotten. De actiebereidheid en het uithoudingsvermogen van de werknemers was zo groot dat de werkgevers na vijf weken bakzeil haalden. Hun onderhandelaars hadden zich inmiddels zo diep ingegraven, dat ze moesten worden vervangen voor er uitzicht kwam op een doorbraak in het conflict.

Tijdens de acties wisten de bonden zich gesteund door de hele Nederlandse vakbeweging. Zeker in het licht van de zich verscherpende arbeidsverhoudingen was het cruciaal dat de bonden in één van de best georganiseerde bedrijfstakken van Nederland in de krachtmeting met de werkgevers overeind zouden blijven. FNV-voorzitter Johan Stekelenburg noemde na afloop van de staking het cao-resultaat in de bouw- en de stukadoorssector dan ook van grote betekenis voor de hele vakbeweging.

De staking van 1995 zal ongetwijfeld niet het laatste geschil zijn dat in de bouw en nevenbedrijven moet worden uitgevochten maar het ligt niet voor de hand dat er binnen afzienbare tijd acties komen van een vergelijkbare omvang. De bonden beraden zich op actiemodellen voor de toekomst die even effectief zijn als de staking voor onbepaalde tijd maar een minder groot beroep doen op de stakingskassen en het uithoudingsvermogen van de werknemers. Wat daarvan ook het resultaat is, de staking van 1995 zal een markante gebeurtenis blijven in de annalen van de Nederlandse arbeidersbeweging.


1. HET VOORSPEL

“Als het niet anders kan, moeten er maar acties komen”

Tussen 21 november 1994 en 9 februari 1995 wordt acht keer onderhandeld over een nieuwe bouw-cao maar er zit totaal geen schot in. Ook het cao-overleg bij de stukadoors raakt in een impasse. De bonden van FNV, CNV en HZC dreigen met harde acties. Als een laatste onderhandelingsronde in de bouw op de valreep mislukt, wordt een staking onvermijdelijk.

De tijdbom gaat tikken
Bekaf zijn ze maar tegelijkertijd blij en opgelucht, de onderhandelaars die elkaar op 24 maart 1993 feliciteren met een nieuwe, tweejarige bouw-cao. Ze staan op van de tafel waaraan ze zojuist na een slopende marathonzitting van 28 uur een principe-akkoord hebben gesloten. Het komt geen moment bij ze op dat ze daarin een bepaling hebben neergeschreven die de proloog zal blijken te zijn van de grootste bouwstaking uit de Nederlandse geschiedenis. In dat voorjaar van 1993 is zeven overlegrondes lang door de delegaties van werkgevers- en werknemersorganisaties in de bouw zeer moeizaam onderhandeld. De gesprekken zijn vanaf het begin overheerst door de nieuwe Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die het kabinet Lubbers/Kok kort daarvoor door het parlement heeft geloodst. In de nieuwe regeling krijgen werknemers die arbeidsongeschikt raken, te maken met een verslechtering van de hoogte en de duur van hun uitkering. In de wandeling wordt dat inkomensverlies al gauw het WAO-gat genoemd. De vakbeweging heeft fel oppositie gevoerd tegen de nieuwe wet; de werkgevers hebben er juist op aangedrongen. Er is de bonden alles aan gelegen om in de cao’s de schade te herstellen. Ze willen afspraken maken die tot gevolg hebben dat arbeidsongeschikte werknemers tenminste 70 procent van hun laatstverdiende loon behouden. Dat moet in de onderhandelingen worden bevochten. In het principe-akkoord over de bouw-cao 1993/1994, dat op 24 maart tot stand komt, wordt het WAO-gat gerepareerd door middel van een collectieve regeling. De bouw is daarmee de eerste grote bedrijfstak die zo’n regeling tot stand brengt. Maar er staat nòg iets in het principe-akkoord. Het systeem voor vrijwillig vervroegd uittreden (vut) in de bouw blijft ongewijzigd tot januari 1995. Maar omdat de kosten ervan zo sterk stijgen dat ze onbetaalbaar dreigen te worden, zijn werkgevers en werknemers het erover eens dat de bestaande regeling niet tot in lengte van jaren kan worden gehandhaafd. Afgesproken wordt daarom dat er tijdens de looptijd van de nu afgesloten cao over een nieuwe en duurzame vut-regeling zal worden onderhandeld. De bonden zullen daarvoor nog hetzelfde jaar met voorstellen komen. Met die bepalingen, in de marge van het cao-akkoord, gaat een tijdbom tikken die twee jaar later tot ontploffing komt.

Naar een duurzame vut-regeling
De inkt van het cao-akkoord is nog niet droog of de Bouw- en Houtbond FNV zet al een eerste stap op weg naar een nieuwe vut-regeling. Op het Algemeen Congres, dat begin april 1993 in Groningen wordt gehouden, komt de vut aan de orde. Het gaat om een probleem dat zich niet beperkt tot de bouw maar dat in vrijwel alle bedrijfstakken de kop opsteekt. Vrijwillig vervroegd uittreden als cao-regeling is in de tweede helft van de jaren zeventig geïntroduceerd en in snel tempo zo populair geworden dat het nu aan zijn eigen succes ten onder dreigt te gaan. Er gaan dan ook al geruime tijd stemmen op om de vut maar helemaal af te schaffen maar dat stuit op hevig verzet van de werknemers. Niet in het minst van hen die werkzaam zijn in beroepen met een hoog slijtage-risico, zoals in de bedrijfstakken die behoren tot het werkgebied van de Bouw- en Houtbond FNV. Het congres stelt in een resolutie dan ook vast wat in grote lijnen de inzet van de bond moet zijn: “De regelingen voor vrijwillig vervroegd uittreden dienen ook voor de lange termijn gewaarborgd te zijn. Tijdig moet worden onderzocht hoe het financieel draagvlak daarvoor kan worden verwezenlijkt.”

Op hetzelfde congres vindt ook de overdracht plaats van het voorzitterschap van de bond. Jan Schuller, die de bond acht jaar heeft geleid, overhandigt de voorzittershamer aan Roel de Vries. De Vries wordt later op zijn beurt als vice-voorzitter en eerste onderhandelaar over de bouw-cao opgevolgd door bondsbestuurder Bram Visser.

Als in de herfst van datzelfde jaar het algemeen arbeidsvoorwaardenbeleid voor 1994 in de bond besproken wordt, komt de vut-problematiek prominent op de agenda te staan. In de tussenliggende maanden hebben de deskundigen van de bond gestudeerd op een vut-regeling die betaalbaar is en garanties biedt voor de toekomst. Het bondsbestuur komt op basis daarvan met een voorstel. Voor de financiering van de vut moet, zo is het plan, worden afgestapt van alleen het bestaande omslagstelsel. In een omslagstelsel betalen alle werknemers samen door middel van premies de uitkering van hun collega’s in de vut. Doordat er zo massaal van de regeling gebruik wordt gemaakt, lopen die premies erg hoog op. Daar komt nog bij dat de werknemers die het geld moeten opbrengen geen enkele garantie hebben dat zij te zijner tijd ook van een dergelijke regeling kunnen profiteren. Daarom moet het omslagstelsel in de toekomst worden gecombineerd met een opbouwstelsel, waarin werknemers sparen voor hun eigen toekomstige vut. Zij bouwen daardoor zelf een potje op waaraan ze, als het zover is, daadwerkelijk rechten kunnen ontlenen. Om de premie voor de vut beheersbaar te houden, wordt in het voorstel uitgegaan van een vast bedrag dat de werknemer als basis via het omslagstelsel krijgt op het moment dat hij vervroegd wil uittreden. Daarbij wordt gedacht aan 400 procent van het jaarloon. Dat geld kan de werknemer, binnen bepaalde randvoorwaarden, naar eigen inzicht besteden. Wie bijvoorbeeld pas op 60-jarige leeftijd stopt met werken, heeft vijf jaar lang (tot aan zijn pensionering) recht op 80 procent van zijn laatstverdiende loon. Wie eerder uit het arbeidsproces wil stappen, met 57 jaar als ondergrens, moet het beschikbare geld over een langere periode uitsmeren. Het moet ook mogelijk worden met deeltijd-vut te gaan, zodat de werknemer zijn inkomen deels uit loon en deels uit het vut-fonds verwerft.

Door middel van het nieuw te introduceren opbouwstelsel kan de werknemer op vrijwillige basis bijsparen om zijn uitkering te verhogen. Vanzelfsprekend moet er een overgangsregeling komen voor werknemers die al te dicht bij de vut-leeftijd zijn om nog een eigen potje te kunnen opbouwen.

Dit plan voor een duurzame vut-regeling wordt besproken en onderschreven door de achterban van de Bouw- en Houtbond FNV. Op basis daarvan wordt een concreet voorstel geformuleerd voor de bedrijfstak bouw. Dat wordt afgestemd met de Hout- en Bouwbond CNV en de vakvereniging voor machinisten Het Zwarte Corps, die samen met de Bouw- en Houtbond FNV de werknemerspartijen zijn van de bouw-cao. Zoals afgesproken in het cao-akkoord wordt het plan nog eind 1993 als een gezamenlijk voorstel van de drie bonden voorgelegd aan de werkgevers als uitgangspunt voor de onderhandelingen. In de loop van 1994 komen werkgevers en werknemers twee keer bijeen om erover te praten. De gesprekken blijven zonder resultaat, vooral omdat de werkgevers weinig haast maken.

Het arbeidsvoorwaardenbeleid 1995
Terwijl de maanden verstrijken zonder dat er vorderingen worden gemaakt met het herstructureren van de vut-regeling, komt het moment dichterbij dat de in 1993 afgesloten tweejarige bouw-cao afloopt en moet worden vernieuwd. In het najaar van 1994 worden daarvoor de werknemersvoorstellen ingediend. De inzet van de Bouw- en Houtbond FNV is een cao met een looptijd van een jaar. Belangrijkste punten in de voorstellen zijn:

– werkgelegenheidsmaatregelen voor zogenaamde moeilijke groepen zoals langdurig werklozen en allochtonen;
– afspraken om gedeeltelijk arbeidsgeschikten kans te geven op een arbeidsplaats (door de herkeuringen die op grote schaal plaatsvinden als gevolg van de nieuwe WAO worden meer mensen gedeeltelijk arbeidsgeschikt bevonden);
– maatregelen op het gebied van de arbeidsomstandigheden;
– handhaving van de prijscompensatie.

De onderhandelingsruimte wordt door de bonden geschat op 3,5 procent. Daarvan is 2,25 procent nodig voor de prijscompensatie. De resterende 1,25 procent kan worden ingezet voor werkgelegenheidsafspraken. Als er werkgelegenheidsafspraken tot stand komen die meer dan die 1,25 procent kosten, kan eventueel een stukje prijscompensatie worden ingeleverd. Die wat ingewikkelde formulering is het resultaat van een indringende discussie in de bondsraad over het algemeen arbeidsvoorwaardenbeleid voor 1995. De bondsraad heeft, op basis van ervaringen in de afgelopen jaren, geen vertrouwen meer in de werkgevers op het punt van werkgelegenheidsafspraken. Daarom weigert het wetgevend orgaan van de bond om voor dat doel bij voorbaat een deel van de prijscompensatie in te zetten. Alleen als daadwerkelijk blijkt dat er in een bepaalde cao goede afspraken kunnen worden gemaakt, mag het bondsbestuur in samenspraak met de vakgroepsraad in de betreffende sector besluiten een deel van de prijscompensatie ter beschikking te stellen.

Aan de vut maakt de bond in zijn voorstellen weinig woorden vuil: “We gaan ervan uit dat eind 1994 door cao-partijen afspraken zijn gemaakt over een nieuwe vut-regeling. Dit overeenkomstig de bij de vorige cao-onderhandelingen gemaakte afspraken.”

Het begin van de schermutselingen
Ketelmuziek, zo wordt het gekrakeel wel genoemd dat traditiegetrouw aan het cao-overleg voorafgaat. Ook ditmaal blijft het niet uit. De schermutselingen beginnen als voorzitter H. Barth van het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB), de overkoepelende werkgeversorganisatie in de bouw, de publiciteit zoekt. Barth, die in zijn nadagen is als AVBB-voorzitter, laat weten niets te zien in werkgelegenheidsafspraken voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten en andere moeilijke groepen. Bondsvoorzitter Roel de Vries grijpt de vergadering van de bondsraad op 7 november aan om hem van repliek te dienen. Hij is ontstemd over de wijze waarop Barth met zijn uitspraken de toon zet voor het cao-overleg. “In de visie van Barth mag je de versleten werknemers gewoon aan de kant zetten en ze inwisselen voor sterke, jonge mensen. Dat vind ik onbegrijpelijk en asociaal”, aldus De Vries. Ook het feit dat de vakbeweging door de werkgevers graag wordt afgeschilderd als een starre club die flexibiliteit tegenhoudt, valt bij de bondsvoorzitter verkeerd. De bouwnijverheid loopt naar zijn mening juist voorop als het om flexibiliteit gaat. Hij kaatst de bal terug naar het werkgeverskamp. “De bond heeft zelf in het verleden voorstellen gedaan over zaken als andere werktijdenregelingen, bedrijfstijdverlenging, deeltijdarbeid en het soepeler omgaan met vakanties en roostervrije dagen maar die zijn toen door de werkgevers van tafel geveegd”, zo roept hij in herinnering. Hij voegt daaraan toe dat de bond ook deze keer bereid is met de werkgevers te praten over flexibele bedrijfs- en arbeidstijden. Maar daar moet wel iets tegenover staan, met name op het punt van de werkgelegenheid. De bondsvoorzitter haalt bij voorbaat een streep door de illusie bij werkgevers dat met de bond te praten zou zijn over de vrije zaterdag als gewone werkdag. Roel de Vries: “De zaterdag is hoogstens een extra werkdag die gebruikt kan worden bij calamiteiten in specifieke sectoren. Het is dan ook niet meer dan normaal dat werknemers daarvoor een toeslag krijgen.”

Niet alleen in de bouw maar in vrijwel alle bedrijfstakken waar de Bouw- en Houtbond FNV actief is, staan cao-onderhandelingen op stapel. Dat geldt ook voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf. De bond zet daar in op een eenjarige cao met een pakket aan maatregelen om de werkgelegenheid te bevorderen. Met betrekking tot de lonen wordt een soortgelijk voorstel gedaan als in de bouw. De eindejaarsuitkering voor WAO’ers moet in elk geval gehandhaafd blijven in de stukadoors-cao, vindt de bond. (Bijlage B: Voorstellen van de Bouw- en Houtbond FNV voor de cao voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf)

De inzet van de werkgevers
De werkgevers hebben zo hun eigen ideeën over wat er in de nieuwe cao moet worden opgeschreven. Ze trekken dit keer zelfs meer stokpaardjes uit de kast dan gewoonlijk. In de bouw opteren ze voor een meerjarige cao waarin de nadruk moet liggen op verkleining van de wig (het verschil tussen bruto- en nettoloon) en vergroting van de flexibiliteit. Zoals gebruikelijk laat in de ogen van de werkgevers de financiële situatie van de bedrijfstak het nauwelijks toe dat er geld wordt gestoken in de nieuwe cao. Ze stellen zich daarom voor om verbeteringen van de arbeidsvoorwaarden te realiseren “door herschikking van het pakket onder de conditie dat het niveau van arbeidskosten ten opzichte van de huidige situatie niet verder stijgt”. In gewoon Nederlands blijkt dat te betekenen dat reeds verworven rechten als roostervrije dagen en de automatische prijscompensatie moeten worden ingezet voor het betalen van de werknemersvoorstellen. Van het Vakantie- en het Risicofonds willen de werkgevers af. Deze fondsen waarborgen collectief de rechten van werknemers met betrekking tot de vakantie-uitkering en de doorbetaling van het loon bij vakantie-, snipper- en feestdagen en bij vorstverlet. Werken op ongewone tijden, zoals in het weekend, zou niet meer extra moeten worden beloond. (Bijlage C: Nota AVBB over het arbeidsvoorwaardenbeleid 1995/1996)

De werkgevers in het stukadoorsbedrijf kondigen aan dat ze de automatische prijscompensatie niet meer zien zitten. Ze willen bovendien de uitkering bij ziekte terugbrengen tot 80 procent van het loon en per ziekmelding twee wachtdagen voor rekening van de werknemer invoeren. De bestaande cao-bepalingen met betrekking tot de eindejaarsuitkering voor WAO’ers, de bovenwettelijke aanvulling op de Werkloosheidswet in de eerste acht weken en de collectieve herverzekering van het WAO-gat moeten worden afgeschaft. (Bijlage D: Werkgeversvoorstellen voor de cao van het Stukadoors-, Afbouw en Terrazzobedrijf)

De vut als struikelblok
De onderhandelingen over een nieuwe cao voor het Bouwbedrijf, zoals de officiële naam luidt van het contract waaronder bijna 200.000 werknemers vallen, beginnen op 21 november op het hoofdkantoor van de Bouw- en Houtbond FNV in Woerden. Er schuiven enkele nieuwe hoofdrolspelers aan tafel. Bram Visser, sinds kort vice-voorzitter van de Bouw- en Houtbond FNV, gaat de delegatie van zijn bond leiden en wordt de eerste woordvoerder van de werknemersorganisaties. Zijn tegenvoeter in het werkgeverskamp is de Amersfoortse aannemer ing. J.J. Vahstal. Hans Vahstal is vertegenwoordiger van het Nederlands Verbond van Ondernemers in de Bouwnijverheid (NVOB), één van de toonaangevende lidorganisaties van het AVBB. Hij maakte ook in het verleden al deel uit van de onderhandelingsdelegatie van de werkgevers maar wordt nu de aanvoerder. Hij staat bekend als een voorstander van de harde lijn, die niet in is voor halfzachte compromissen. In de persoon van H. Mol, directeur van een wegenbouwbedrijf in Grijpskerk, leveren de werkgevers de voorzitter van het cao-overleg. Bram Visser en zijn secondanten trekken in de onderhandelingen op met de delegaties van de andere werknemersorganisaties in de bouw, de Hout- en Bouwbond CNV en de machinistenvakvereniging Het Zwart Corps (HZC), aangevoerd door respectievelijk hun voorzitters Freek van der Meulen en Luit Middendorp.

Als de besprekingen beginnen, blijkt vrijwel meteen dat de vut-problematiek een groot struikelblok vormt. Van het voornemen om die tussentijds te regelen is niets terechtgekomen. Tijdens de eerste paar bijeenkomsten wordt over bijna niets anders gesproken en àls andere punten al aan de orde komen, blijft de schaduw van de vut over het overleg hangen. Na vier onderhandelingsronden uit Bram Visser zijn gram daarover in FNV Magazine, het bondsblad van de Bouw- en Houtbond FNV. “We hadden de onderhandelingen over de vut losgekoppeld van de besprekingen over de bouw-cao, juist om te voorkomen dat die zaken door elkaar heen zouden gaan lopen”, zegt hij. “We hadden er al ruimschoots afspraken over kunnen maken. Nu moeten we de vut-regeling noodgedwongen meenemen als onderdeel van de cao-onderhandelingen.”

Een breuk in het cao-overleg
Als kort na de jaarwisseling, op 11 januari, de onderhandelingsdelegaties voor de vijfde keer bij elkaar komen, zetten de werkgevers het overleg op scherp. Al eerder hebben ze een streep getrokken om aan te geven waar hun grens ligt als het om de vut-regeling gaat. Nu zijn ze het hele getouwtrek zat en komen met een eindbod op het punt van de loonkostenstijging. Als de voorstellen van de bonden worden gehonoreerd, zo hebben ze becijferd, komt dat neer op een loonkostenstijging van 8 à 9 procent. Dat is veel te duur. Uitgaande van de door werkgevers verlangde tweejarige cao mag de totale loonkostenstijging niet hoger uitpakken dan 5,5 procent. Dat is vanaf nu een keihard gegeven en het uiterste waartoe de werkgevers bereid zijn. Daarbij tekent Vahstal aan, dat hij die stijging eigenlijk onverantwoord hoog vindt maar dat zijn delegatie die niettemin wil verdedigen naar haar achterban. De werkgevers willen dat nu eerst over dat percentage van 5,5 overeenstemming wordt bereikt voor er afspraken over deelonderwerpen worden gemaakt.

Bram Visser en zijn collega-onderhandelaars wijzen dit dictaat van de hand. Ze waarschuwen dat het rigoureus vasthouden aan zo’n percentage tot spanningen in het overleg kan leiden. Ze spreken bovendien tegen dat de voorstellen van de bonden zo duur zijn als de werkgevers doen voorkomen. Ze houden het zelf op zo’n 6 procent. Vahstal geeft geen krimp. Met de werkgevers, zo maakt hij duidelijk, is over het percentage niet meer te onderhandelen. Het is nu aan de werknemersdelegatie om uit haar eigen eisenpakket te kiezen wat ze voor die prijs wil hebben. De werknemers maken nogmaals duidelijk die opstelling niet te accepteren maar Vahstal houdt voet bij stuk.

Aan het begin van de zevende onderhandelingsronde op 30 januari in het kantoor van het AVBB in Den Haag, roept voorzitter Mol de partijen op om te proberen nu eindelijk serieus tot zaken te komen. “Als het overleg op dezelfde manier verloopt als tijdens de vorige zes bijeenkomsten, is het afsluiten van een cao voorlopig nog niet in zicht”, zo stelt hij vast. Veel indruk maakt dat niet. De werkgevers houden vast aan hun eindbod, zowel met betrekking tot de vut-regeling als tot de loonkostenstijging. Mol doet daarop een laatste poging om een impasse te voorkomen. Hij stelt voor met enkele hoofdrolspelers een informele overlegronde in de lassen. De delegaties stemmen daarmee in maar ook dat levert geen doorbraak op. Bram Visser legt de schuld daarvan bij zijn tegenspelers neer. De manier waarop zij zaken denken te kunnen doen, deugt in zijn ogen niet. “Onderhandelen”, zegt hij, “is samen nagaan wat de kloof tussen beide partijen is en dan proberen die te overbruggen. Dat lukt niet met een man als Vahstal. Hij is geen bruggenbouwer. Als je hem een vinger toesteekt, pikt hij die in maar hij zet daar niets tegenover. Je hebt nooit het idee dat je met hem aan het overleggen bent.” Tijdens de achtste bijeenkomst op 9 februari wordt het cao-overleg afgebroken. Doorpraten heeft in dit stadium geen enkele zin meer. De bonden vinden dat het hoog tijd wordt om hun achterban te raadplegen.

Stukadoorswerkgevers vragen om trammelant
Ook over een cao voor de twaalfduizend werknemers in het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf wordt inmiddels onderhandeld. Bondsbestuurder Rinus Dalhuizen moet namens de Bouw- en Houtbond FNV zaken doen met een werkgeversdelegatie die wordt aangevoerd door Ben Eleveld, bestuurslid van de NAVAS, de werkgeversorganisatie in het stukadoorsbedrijf. De voorzitter van de NAVAS, Jan van der Kant, treedt op als voorzitter van het overleg. De Hout- en Bouwbond CNV wordt vertegenwoordigd door bondsbestuurder Roel Scheper. Het overleg wil niet vlotten. De werkgevers gaan niet serieus in op de voorstellen van werknemerskant en weigeren tegelijkertijd hun eigen verslechteringsvoorstellen in te slikken. Aan het begin van de vijfde gespreksronde proberen de werknemers een doorbraak te forceren. Ze komen met een bod op basis van alle voorliggende voorstellen. “We hebben”, zo licht Rinus Dalhuizen toe, “heel serieus alle voorstellen doorgenomen, zowel van de werkgevers als van de bonden. We zijn nagegaan hoe we op grond daarvan tot elkaar zouden kunnen komen. Daarbij hebben we natuurlijk ook van onze kant water bij de wijn gedaan.” In de besprekingen blijkt vervolgens dat de werkgeversdelegatie op een aantal belangrijke punten onvoldoende mandaat heeft van haar achterban. Ze weigert afspraken te maken over werkgelegenheidsbevorderende maatregelen, het behoud van de prijscompensatie en de eindejaarsuitkering voor WAO’ers. Daarnaast houden de werkgevers wel vast aan hun eis dat het mes gezet moet worden in de aanvulling op de WW en de uitkeringen bij ziekte, vorstverlet en kort verzuim. “Zolang dat niet verandert, komen we er niet uit”, constateren Dalhuizen en zijn CNV-collega. Op 19 januari wordt daarom besloten het overleg op te schorten tot 7 februari. Intussen kan dan zowel in werkgevers- als in werknemerskring onderling overleg worden gevoerd. Maar ook op 7 februari blijkt er weinig beweging te zitten in het werkgeversstandpunt. “We zijn niet uit op trammelant maar die verslechteringsvoorstellen moeten echt van tafel anders heeft het geen zin om verder te praten”, stelt Rinus Dalhuizen vast. De werkgevers krijgen tot vrijdagmiddag 10 februari de tijd om te laten weten of ze daartoe bereid zijn. Dat blijkt niet het geval. Dan zit er weinig anders op dan ook bij de stukadoors de onderhandelingen af te breken. De bonden kondigen aan met hun leden te gaan overleggen over de situatie die is ontstaan.

“Alles bij elkaar een puinhoop”
Na de breuk in het cao-overleg in de bouw, toont Bram Visser zich erg teleurgesteld. Hij heeft zich zijn debuut als eerste onderhandelaar anders voorgesteld. “Ik had me voorgenomen er aan de onderhandelingstafel uit te komen. Daar zou ik een eer in gesteld hebben”, zegt hij in een commentaar op het afbreken van het overleg. “Het is niet gelukt. In acht bijeenkomsten hebben we vrijwel niets bereikt. De werkgevers hebben vanaf het begin een begrenzing vastgesteld, zowel wat betreft de loonkostenontwikkeling als de vut-kosten. Tegen die grenzen botsten we voortdurend op. In de laatste onderhandelingsronde draaiden de werkgevers bovendien een aantal zaken waarover we eerder gesproken hadden weer terug. Het leek wel of we achteruit aan het onderhandelen waren.”

Visser doelt met name op de wijze waarop de werkgevers zijn omgesprongen met de discussie over de vut. Aanvankelijk hadden zij tegenover het voorstel van de bonden een plan op tafel gelegd dat voorzag in een premiepercentage van 6,5 procent waarvan maximaal 3 procent voor rekening van de werkgevers zou komen. Een half procent van de premie zou bestemd zijn voor de opbouw van een stelsel op basis van kapitaaldekking om daarmee een duurzame vut-regeling tot stand te brengen. De uitkering zou neerkomen op een totaal budget van 320 procent van het jaarsalaris van de uittredende werknemer. Dat bedrag kon, afhankelijk van het moment van uittreden, over een aantal jaren worden uitgesmeerd. De werknemer zou vanaf 59 jaar in deeltijd-vut kunnen. Voor wat betreft de systematiek kwam het voorstel van de werkgevers dicht in de buurt van wat de bonden ook wilden, alleen eisten die veel betere voorwaarden. Na veel over en weer gepraat hadden de bonden een premie voorgesteld van 8 procent, die door werkgevers en werknemers elk voor de helft moest worden opgebracht. Daardoor zou een uitkering ontstaan van 375 procent van het jaarsalaris en de mogelijkheid van deeltijd-vut vanaf 57 jaar. Voor het zogenaamd affinancieren van de oude regeling en de financiering van de overgangsregeling kon volgens de bonden geld worden gebruikt uit het Scholingsfonds en het Risicofonds. “Aan de hand van die twee voorstellen waren we aan het onderhandelen”, aldus Bram Visser. “In de laatste overlegronde maakten de werkgevers een onbegrijpelijke draai. Over een duurzame regeling viel plotseling niet meer te praten en de halve procent voor een kapitaaldekkingssysteem was van tafel. Ze boden in de plaats daarvan een regeling aan voor vijf jaar met een uitkeringspercentage van 350 procent. En in die vijf jaar moesten partijen dan maar eens studeren op vraagstukken rond ouderenbeleid en flexibele pensionering. Dat betekent dus dat werknemers op termijn geen enkele zekerheid hebben over hun vut-rechten. Dat noem ik achteruit onderhandelen en daar doen we niet aan mee.” Een ander pijnpunt voor de bonden was het loonbod. Werkgevers boden alleen prijscompensatie, terwijl de bonden in een tweejarige cao ook een initiële loonsverhoging wilden, die overigens voor een deel weer zou wegvloeien door een verhoging van de vut-premie. Werkgevers bleven bovendien bij hun standpunt dat het werken op ongewone uren en op zaterdag niet langer als overwerk zou moeten worden beschouwd. Maar het slagveld was nog veel omvangrijker. De verdeling van roostervrije dagen zou volgens de werkgevers meer moeten worden overgelaten aan individuele bedrijven, terwijl de bonden vasthielden aan een verdeling met het grootst mogelijke effect op de werkgelegenheid. Op het punt van de door de bonden voorgestelde werkgelegenheidsmaatregelen was geen vooruitgang geboekt en de werkgevers bleven bij hun eis dat de eindejaarsuitkering voor WAO’ers en de bovenwettelijke aanvulling op de Ziektewet moesten worden afgeschaft. Het Vakantiefonds en de vorstverletregeling moesten in de ogen van de werkgevers nog steeds worden opgedoekt.

“Alles bij elkaar een puinhoop”, stelt Bram Visser vast. “We komen er op deze manier niet uit. We zullen de werkgevers moeten dwingen om serieus over onze voorstellen te onderhandelen en het grootste deel van de verslechteringen die ze willen doorvoeren in te slikken. Als het niet anders kan, moeten er maar acties komen.”

Intussen heeft bondsvoorzitter Roel de Vries op 6 februari de bondsraad al op de hoogte gesteld van de problemen in het cao-overleg. Op dat moment zijn de onderhandelingen nog niet afgebroken maar, gezien de impasse waarin de besprekingen verkeren, is het bondsbestuur somber gestemd over de vraag of het zal lukken om aan de onderhandelingstafel tot redelijke en aanvaardbare compromissen te komen. De Vries toont zich strijdlustig en vraagt op voorhand al toestemming van de bondsraad om “datgene te doen wat nodig is om te komen tot een goede cao, inclusief de aanzegging en uitvoering van een werkstaking”. De Vries: “We moeten de werkgevers nu al duidelijk maken dat we een harde confrontatie niet uit de weg gaan”. De bondsraad, die de opstelling van de werkgevers over een reeks van jaren toch al beu is, is het daar van harte mee eens. In kringen van de bonden worden in die dagen de herinneringen opgehaald aan de laatste bouwstaking, die in 1990 heeft plaatsgevonden. Ook toen ging het om een cao-conflict. Meer dan zestienduizend werknemers deden mee aan een drie weken durende staking, die door de bonden werd gewonnen.

Harde acties worden voorbereid
Met het mandaat van de bondsraad op zak, besluit het bondsbestuur alvast stappen te ondernemen voor het geval er inderdaad actie moet worden gevoerd. Een eventuele staking moet uitvoerig en grondig worden voorbereid. Bondsbestuurder Gijs Rijsdijk wordt aangewezen als actie-coördinator met als formele opdracht om, indien nodig, het cao-overleg te ondersteunen met acties. Op 13 februari vindt een eerste bespreking plaats tussen de besturen van de Bouw- en Houtbond FNV, de Hout- en Bouwbond CNV en vakvereniging Het Zwarte Corps. Zij nemen het officiële besluit om de gezamenlijke lijn die tot nu toe is gevolgd door te trekken als het tot acties komt. De Hout- en Bouwbond CNV en Het Zwarte Corps schuiven respectievelijk bondsbestuurder Arend van Wijngaarden en voorzitter Luit Middendorp naar voren als actie-coördinatoren. Samen met Gijs Rijsdijk zullen zij het voortouw nemen. De drie actieleiders formeren een staf van deskundigen om zich heen op het gebied van organisatie, publiciteit, financiën, recht, promotie en administratie. Dit team vormt het landelijk actiecomité ofwel, kortweg, het LAC. Het LAC heeft namens de drie bonden de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken tijdens de acties.

Het LAC begint zijn werkzaamheden met het opstellen van een strategisch actieplan. Dat voorziet in een voorbereidingsperiode van vier weken. Die tijd is nodig om een staking te kunnen organiseren en de geesten, voorzover nog nodig, daarvoor rijp te maken. Maar tegelijkertijd wordt daarmee voldoende ruimte gecreëerd om, onder druk van dreigende acties en veel publiciteit, alsnog een cao af te sluiten. Anders dan de term doet vermoeden is de actiestrategie dan ook in de eerste plaats gericht op het voorkomen van acties. Als centrale leus wordt gekozen: “Samen voor een goede cao”. Daarmee wordt niet alleen duidelijk gemaakt dat de werknemersorganisaties samen optrekken in de strijd maar ook dat het om een gezamenlijke actie gaat van bouwvakkers en stukadoors. In het land worden op zeven plaatsen regionale actiecomités gevormd van districtsbestuurders en medewerkers van de drie bonden onder leiding van de districtshoofden van de Bouw- en Houtbond FNV.

Op woensdag 15 februari wordt een bescheiden begin gemaakt met actievoeren. Kaderleden demonstreren bij het Congresgebouw in Den Haag waar het AVBB congresseert. Aan voorzitter Barth wordt als ‘eerste waarschuwing’ een enorme gele kaart uitgereikt.

De strijdbijl wordt opgegraven
In de weken die volgen op het afbreken van de cao-onderhandelingen, komen de ontwikkelingen in een stroomversnelling terecht. De bonden bereiden zich koortsachtig voor op acties die heel wat verder gaan dan het vriendelijk aanbieden van een gele kaart. De gebruikelijke periode van het informeren en mobiliseren van de achterban is aangebroken. Door het uitblijven van een cao-akkoord is op de bouwplaatsen al onrust ontstaan. Daarom nemen de werknemers gretig deel aan de demonstraties en werkonderbrekingen die door de regionale actiecomités worden georganiseerd. Bestuurders, medewerkers en kaderleden trekken erop uit om bouwvakkers en stukadoors op hun werkplek te bezoeken. Ze slaan daarmee een aantal vliegen in één klap. Om te beginnen kunnen de werknemers persoonlijk op de hoogte worden gesteld van de laatste stand van zaken en daarover met elkaar en met de mensen van de bond in discussie gaan. Daarnaast wordt de actiebereidheid getoetst en wordt alvast een signaal afgegeven aan de werkgevers. De bijeenkomsten op de werken beginnen veelal tijdens de lunchpauze die daardoor flink kan uitlopen. De bonden sturen daar ook op aan en brengen erwtensoep en belegde broodjes mee. Over de bereidheid bij de werknemers om actie te voeren hoeft, zo blijkt al gauw, geen enkel misverstand te bestaan. Voor het eerst in vijf jaar klinkt de roep om “actie, actie, actie” weer overal in het land. De media krijgen lucht van het conflict dat weleens snel zou kunnen escaleren. Cameraploegen, radioverslaggevers en vertegenwoordigers van de schrijvende pers trekken erop uit om het opgraven van de strijdbijl te registreren, inclusief de daarbij behorende vakbondsretoriek. “Het overleg over de bouw-cao liep als een schildpad met een prothese”, zo wordt opgetekend uit de mond van bondsbestuurder Toon Schrijver van de Bouw- en Houtbond FNV. Hij spreekt als lid van de onderhandelingsdelegatie over de bouw-cao op 22 februari honderddertig werknemers toe die de bouw van de nieuwe Akzo-fabriek in Oss even hebben stilgelegd. Schrijver geeft een overzicht van de knelpunten waarop het overleg is vastgelopen. “Wat ons betreft zitten we morgen weer aan de onderhandelingstafel maar dan wel om fatsoenlijk zaken te doen. Als werkgevers dat niet willen, dan moeten we ze dwingen”, aldus de bondsbestuurder. Hij introduceert in Oss de rode bodywarmer die in de weken daarna overal zal opduiken waar de Bouw- en Houtbond FNV actiebijeenkomsten houdt. Spandoeken, stickers en buttons onderstrepen de inzet van de demonstratie: “Samen voor een goede cao”. Op hetzelfde moment en in de dagen en weken daarna vinden soortgelijke acties overal in het land plaats waar wordt gebouwd. De druk op de bazen zal gestaag worden opgevoerd, zo belooft districtshoofd Jos van der Borgt van de Bouw- en Houtbond FNV in Zuid-Holland. “We zullen de spijker er langzaam inslaan bij de bouwwerkgevers. Momenteel voelen ze met de demonstratieve werkonderbrekingen alleen nog het puntje. Het gaat dadelijk steeds meer pijn doen” (Rotterdams Dagblad, 24 februari). De bijval die de bonden op de bouwplaatsen krijgen, maakt duidelijk dat de werknemers de houding van de werkgevers niet langer accepteren. “De heren willen dat wij werken wanneer het ze het beste uitkomt, zo nodig 24 uur per dag”, zegt een timmerman. “Als we niet oppassen, hebben we hier binnen de kortste keren Amerikaanse toestanden. Dan moeten we elke ochtend met z’n allen aan de poort staan bedelen om werk” (De Volkskrant, 23 februari). “Het enige dat nog ontbreekt is een ketting aan ons been. Als we die nog zouden krijgen zijn we helemáál de slaafjes van de werkgevers” (Alkmaarsche Courant, 15 maart). Zo worden overal grieven gespuid, dikwijls het resultaat van jarenlange frustraties. Het beoogde signaal wordt dan ook in alle duidelijkheid afgegeven: als de werkgevers nog een staking willen vermijden, moeten ze snel over de brug komen. De sfeer op de bouwplaatsen is zo geladen dat het de projectleiders niet lukt om de bonden buiten de poort te houden, zoals wordt aanbevolen door de Vereniging Grootbedrijf Bouwnijverheid (VGBouw). In de door deze werkgeversorganisatie inderhaast verspreide “Praktische adviezen bij werkonderbreking” wordt bouwbedrijven afgeraden om vertegenwoordigers van de bonden tijdens de lunchpauzes met hun leden te laten discussiëren “omdat het gevaar dreigt dat de schafttijd aanmerkelijk wordt opgerekt”. Het is, zo schrijft de werkgeversclub, volstrekt legaal om de bonden van het werk te weren. Maar, wordt er waarschuwend aan toegevoegd, men “moet er wel op bedacht zijn dat dit mogelijk tot escalatie op de bouwplaats kan leiden.”

Bloemen voor Brinkman
Bij de overkoepelende werkgeversorganisatie AVBB wordt in die dagen de op handen zijnde benoeming bekendgemaakt van Elco Brinkman als opvolger van voorzitter Barth. Brinkman, voormalig fractieleider van het CDA, is op dat moment nog Tweede Kamerlid. Lange tijd is hij de beoogd opvolger geweest van premier Lubbers maar na allerlei perikelen binnen zijn partij en een slechte verkiezingsuitslag is zijn leidende rol in het CDA voorlopig uitgespeeld. Zijn terugtreden uit de actieve politiek is dan ook geen verrassing, wel zijn nieuwe baan als voorman van de bouwwerkgevers. Dat is aanleiding voor een delegatie van kaderleden van de bouwbonden om hem op de stoep van het Tweede Kamergebouw een bos bloemen aan te bieden. Kaderlid Cees Haast van de Bouw- en Houtbond FNV heet Brinkman bij die gelegenheid alvast welkom in de bouw en zegt te hopen dat hij met zijn kennis, invloed en ervaring zal gaan zorgen voor moderne arbeidsverhoudingen in de bedrijfstak. “Het is de taak van de vakbonden om een goede, moderne cao af te sluiten, waarin zowel werkgevers als werknemers hun verantwoordelijkheid nemen”, betoogt Haast. Brinkman neemt breed glimlachend de felicitaties in ontvangst maar houdt zich voor wat de actuele situatie betreft op de vlakte. “Ik begin pas in april bij het AVBB. En u zult er begrip voor hebben dat ik me nu niet uitspreek over het lopende conflict”, zegt hij diplomatiek.

De nog zittende werkgeversvoorman Barth toont zich een minder handig diplomaat. Hij belt bondsvoorzitter Roel de Vries op om een afspraak af te zeggen. Het is gebruikelijk dat de twee voorzitters elkaar periodiek ontmoeten om lopende kwesties in de bedrijfstak door te spreken. De Vries heeft zich al voorbereid voor de eerstkomende ontmoeting die voor 2 maart op het programma staat. Het lijkt hem verstandig om eens met Barth onder vier ogen te praten over de explosieve situatie die is ontstaan. Vanuit de eigen verantwoordelijkheid die voorzitters op zo’n moment hebben, ligt het voor de hand dat de twee samen eens bekijken of ze nog mogelijkheden zien om een escalatie te voorkomen. Maar Barth wil van de afspraak af. Hij meent dat het niet begrepen zal worden als hij en De Vries nu samen om de tafel gaan zitten. Het lukt de bondsvoorzitter niet hem van gedachten te doen veranderen en de afspraak wordt geschrapt.

De bonden stellen een ultimatum
Op de avond van 23 februari komen op tien plaatsen in het land de kaderleden van de drie samenwerkende bonden bijeen. Ze worden bijgepraat over de stand van zaken en overleggen over de lopende acties en de te verwachten staking. De sfeer op de bijeenkomsten is geladen. Er heerst grote verontwaardiging over de opstelling van de werkgevers. “In de twintig jaar dat ik nu meeloop heb ik zo’n bedroevende situatie nog nooit meegemaakt”, zo verwoordt een bestuurder van Het Zwarte Corps op de vergadering in Berkel-Enschot de gevoelens die ook leven bij veel kaderleden.

Op dezelfde bijeenkomst vertelt districtsbestuurder Cees Goutziers van de Bouw- en Houtbond FNV hoe hij de actiebereidheid in de afgelopen weken heeft zien groeien. “Als je hoort dat het cao-overleg is afgebroken en dat acties waarschijnlijk onvermijdelijk zijn, dan moet je eerst even slikken”, zegt de Brabantse vakbondsman. “Dan beleg je een bijeenkomst met het actiekader. Je rekent op vijftig mensen, er komen er zeventig. De volgende dag bestaat die club al uit negentig man. Dan ga je samen de werken bezoeken. Zeshonderd hebben we er inmiddels al gehad. En daar merk je dat de werknemers er hetzelfde over denken, dat ze óók niet van plan zijn het te pikken. En met de dag groeit zo het vertrouwen dat de mensen massaal achter je staan.”

Op alle tien de kaderbijeenkomsten wordt met algemene stemmen een resolutie aangenomen, waarin de werkgevers wordt opgeroepen een basis te creëren voor constructief cao-overleg. Blijven ze in gebreke, dan kunnen ze rekenen op vergaande acties inclusief werkstakingen.

Een week later wordt dat dreigement formeel. Op 2 maart wordt door de bonden een ultimatum verstuurd aan de werkgevers, zowel in de bouw als in het stukadoorsbedrijf. Dat gebeurt per fax tijdens een persconferentie in Woerden. In het ultimatum wordt geëist dat er op 13 maart om tien uur ’s morgens een principe-akkoord moet zijn over een nieuwe cao. De voorwaarden waaraan dat akkoord moet voldoen, worden eveneens geformuleerd. Als de werkgevers niet op die eisen ingaan, zal er vanaf 14 maart in de bouw en het stukadoorsbedrijf worden gestaakt. (Bijlagen E en F: de ultimatums van de bouwbonden aan de werkgevers in het Bouwbedrijf en het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf) De vakcentrales FNV en CNV laten al op voorhand weten de acties in de bouw en bij de stukadoors te steunen. Voorzitter Anton Westerlaken van het CNV wenst de leden van de bouwbonden alle succes toe. En FNV-voorzitter Johan Stekelenburg kondigt aan dat hij de federatieraad zal voorstellen om volgens de gebruikelijke verdeelsleutel tweederde deel van de stakingsuitkeringen voor rekening te laten komen van het gezamenlijke weerstandsfonds van FNV en bonden. “Het gaat in de bouw om zaken die in het beleid van de vakcentrale FNV van wezenlijk belang zijn. Dat maakt het een actie van ons allemaal”, aldus Stekelenburg.

Op 6 en 7 maart laat de Bouw- en Houtbond FNV een representatief onderzoek verrichten onder zijn leden. Door middel van een telefonische enquête wordt nagegaan wat het effect is geweest van de informatiecampagne van de afgelopen weken en hoe groot de actiebereidheid is. De resultaten wijzen uit dat de informatie van de bond bij de leden duidelijk is overgekomen en dat zij behoorlijk op de hoogte zijn van wat er speelt. Werknemers die een ploeg van de bond op het werk hebben zien verschijnen, blijken een duidelijke informatievoorsprong te hebben. De bestuurders, medewerkers en kaderleden zijn dus niet voor niks van hot naar her gesjouwd. Van de geênqueteerde leden zegt 80 procent bereid te zijn om actie te voeren en 56 procent om te gaan staken. Een probleem voor de actieleiders is, dat zij niet weten hoe ze de uitkomst van de enquête moeten duiden. Het is voor het eerst dat een dergelijk onderzoek wordt gehouden dus er is geen vergelijkingsmateriaal. Is een stakingsbereidheid bij 56 procent van de ondervraagden veel of juist niet? Omdat er twijfel is over de vraag of publikatie van de uitslag een positief of een negatief effect heeft op de actiebereidheid, wordt besloten de uitslag voorlopig niet openbaar te maken.

Intussen hebben alle leden die vallen onder de cao’s voor de bouw en het stukadoorsbedrijf een brief van de bonden op hun huisadres gekregen. Daarin worden ze opgeroepen deel te nemen aan de grote waarschuwingsmanifestaties die voor donderdag 9 maart op het programma staan. Bij de brief zijn een pamflet en een actiekaart gevoegd. Het wordt menens.

Samen voor een goede cao
Op de tweede verdieping van het hoofdkantoor van de Bouw- en Houtbond FNV wordt zaal E, normaal gesproken de vergaderplek van het bondsbestuur, ingericht als actiecentrum. Traditiegetrouw is dat het zenuwcentrum bij stakingen en andere grote acties. Als zaal E wordt verbouwd, breken er altijd spannende tijden aan. De staking wordt er niet gemaakt. Dat doen de werknemers die voor een goede cao van de steiger komen. En de honderden kaderleden, districtsbestuurders en bondsmedewerkers die wekenlang het vuur uit hun sloffen lopen. Maar in zaal E komen wel alle draadjes bij elkaar. Daar wordt de strategie bepaald, daar worden de grote lijnen uitgezet, daar vindt de coördinatie plaats. Gijs Rijsdijk en zijn LAC hebben er hun hoofdkwartier, dat wordt volgestouwd met audiovisuele apparatuur, computers en kopieerapparaten en een batterij telefoons en faxen. Het actiecentrum zal tijdens de acties van ’s morgens in alle vroegte tot ’s avonds laat permanent bereikbaar zijn. Van daaruit wordt ook voortdurend contact onderhouden met de zeven actiecentra in het land, van waaruit de regionale actiecomités werken en die gevestigd zijn in Oosterwolde, Deventer, Weert, Roosendaal, Gouda, Houten en Zaandam.

De nauwe samenwerking tussen de drie bonden in de bouw- en houtnijverheid in het cao-overleg is al vele jaren een goed gebruik. Ook wordt een gezamenlijk front gevormd als het uitdraait op een conflict met de werkgevers. Dat is ook een voorwaarde voor een goed resultaat. De actieleus “Samen voor een goede cao” speelt daar doelbewust op in. Dat het in andere bedrijfstakken soms anders toegaat is eerder in 1995 gebleken toen er acties werden gevoerd voor een goede cao in het streekvervoer. De vervoersbonden van FNV en CNV botsten toen in alle hevigheid op elkaar. Aan de vooravond van de staking in de bouw schrijven de voorzitters van de bouwbonden van FNV en CNV daarover een gezamenlijke brief aan hun vakcentrales. Zij stellen daarin vast dat de ruzie tussen de bonden in het streekvervoer schade heeft toegebracht aan de Nederlandse vakbeweging. Ook zijn zij van mening dat de rol van de vakcentrales in het conflict niet altijd “oplossingsgericht” is geweest. In hun brief verwijzen De Vries en Van der Meulen naar hun eigen samenwerking als het erom spant in de bouw- en houtnijverheid. “Actievoeren is niet leuk maar soms wel noodzakelijk. Eén ding kunnen we daarbij niet gebruiken en dat is onenigheid tussen bonden en werknemers onderling. Onze leden verwachten dat we hun belangen behartigen. Laten we daar samen, FNV en CNV, al onze energie in steken”, aldus de bondsvoorzitters in hun brief.

Een akkoord binnen handbereik
Even lijkt het er nog op dat een staking kan worden afgewend. De werkgevers nodigen de bonden uit om op dinsdag 7 maart de onderhandelingen over een nieuwe bouw-cao te hervatten. De bonden nemen de uitnodiging aan en reizen af naar het kantoor van het AVBB in Den Haag. Ze wijzen vooraf wel op het ultimatum dat er inmiddels ligt en waarin de eisen zijn opgesomd die het uitgangspunt moeten vormen voor verder overleg. De werkgevers geven aan daarin aanknopingspunten te hebben gevonden voor een constructief gesprek. Ze merken op er geen enkele behoefte aan te hebben de gerezen problemen te laten uitdraaien op een conflict. Niettemin proberen ze in de besprekingen die volgen toch te morrelen aan de uitgangspunten van het ultimatum. Desondanks wordt er gedurende een vijftien uur durende onderhandelingsronde – veelvuldig onderbroken door schorsingen voor onderling overleg – vooruitgang geboekt. De hoop groeit bij de bonden dat er op het nippertje toch nog sprake kan zijn van een goede afloop. Maar die hoop wordt op woensdagmorgen om vijf uur de bodem ingeslagen. Na een laatste schorsing komt werkgeverswoordvoerder Vahstal met de verklaring dat zijn delegatie zich niet kan herkennen in het eindresultaat zoals dat binnen handbereik ligt. De werkgevers zijn een paar stappen te ver gegaan in de besprekingen en wensen die niet verder voort te zetten. Het feit dat Vahstal alléén opdraaft om die boodschap over te brengen aan de werknemers duidt erop dat het werkgeversgezelschap onderling verdeeld is. De boodschap zelf is er echter niet minder duidelijk door. Teleurgesteld pakken de delegaties van FNV, CNV en HZC hun tas en verlaten het AVBB-kantoor. Een staking is nu onvermijdelijk geworden.

De werknemers lopen zich warm
Als voorproefje voor de harde acties die op stapel staan, vragen de bonden de werknemers in de bouw en het stukadoorsbedrijf om op donderdag 9 maart ’s middags het werk neer te leggen voor het bezoeken van grote regionale actiebijeenkomsten. Op tien plaatsen in het land worden, vier dagen voor het aflopen van het ultimatum aan de werkgevers, massale waarschuwingsmanifestaties gehouden. De opkomst is boven verwachting groot. Bijna 27.000 werknemers laten na de middagpauze hun werk voor wat het is en trekken naar één van de actiebijeenkomsten om zich te laten toespreken door vertegenwoordigers van de bonden en de vakcentrales. De grootste opkomst wordt gemeld vanuit de Ahoyhallen in Rotterdam en het PSV-stadion in Eindhoven, waar elk rond de vierduizend mensen zijn. Het Utrechtse stadion Galgewaard blijkt goed voor 3500 bouwvakkers. Maar ook de niet zo strategisch gelegen Hanzehal in Zutphen loopt vol met ruim tweeduizend werknemers. FNV-voorzitter Johan Stekelenburg voert in Utrecht het woord. “De hele Nederlandse vakbeweging staat achter jullie”, verzekert hij de met stakingspetten en buttons getooide menigte. “Ook wij moeten niks hebben van werkgevers die uit zijn op een forse verslechtering van de cao. Het gaat allereerst om jullie. Maar ook om de arbeidsverhoudingen in het algemeen. Verworven rechten worden afgebroken. De werkgevers hebben nog precies vier dagen de tijd. Als ze niet over de brug komen, dan komt er actie.”

Officieel reageren de werkgevers niet op deze massale werkonderbreking. Hun onderhandelaar Vahstal roert zich wel in de publiciteit. “Pure demagogie”, bluft hij tegen de journalisten. “Op basis van argumenten hebben de bonden hun zin niet kunnen krijgen, dus gooien ze het over een andere boeg. Ik vind dat slap. Het legt wat mij betreft zeker geen extra gewicht in de schaal.” Vahstal koketteert met zijn reputatie als hard onderhandelaar. Hij zegt, ondanks de patstelling die is ontstaan, toch een goed gevoel over de onderhandelingen te hebben: “Onze lijn was vanaf het begin duidelijk en dat werkt. Voorgaande jaren was dat heel anders”. Hij legt nog eens uit hoe de werkgeversdelegatie tot haar opstelling is gekomen. Uit de grote pot met cao-wensen van alle lidverenigingen van het AVBB is als compromis naar voren gekomen dat alles bespreekbaar zou zijn mits 5,5 procent loonkostenstijging in twee jaar de limiet zou zijn. Vahstal: “Dat is het speelveld. Het maakt ons niet uit hoe de bonden willen lopen. Als ze maar binnen de lijnen blijven.” De bonden hebben daar moeite mee, zo is Vahstal tijdens het overleg gebleken. “De vakbeweging wil a priori niet rekenen. Ze handelen het liefst punt voor punt af om daarna aan het eind van het gesprek eens op te tellen wat het allemaal gaat kosten. Tja, zo werkt het natuurlijk niet. Wij zijn niet gek.” (Alkmaarsche Courant, 11 maart


2. DE STAKING

“Jongens, gaan we plat?”

Op 13 maart verstrijkt het ultimatum aan de werkgevers in de bouw en het stukadoorsbedrijf. Een dag later breekt een massale staking uit. De actiebereidheid is ongekend groot, evenals het uithoudingsvermogen van de stakers als blijkt dat het een heel langdurige actie wordt. “We gaan door tot de takken uit de kozijnen groeien”

Het draaiboek ligt klaar
Na een spannend weekend, waarin menig vakbondsbestuurder in de buurt van de telefoon blijft zitten, verstrijkt op maandag 13 maart om tien uur ’s morgens het ultimatum. De werkgevers in de bouw en het stukadoorsbedrijf hebben niets meer van zich laten horen. Daarmee springt het sein voor de staking op groen. In het actiecentrum van de bonden in Woerden ligt het draaiboek gereed. Het is in de afgelopen weken samengesteld in overleg met de regionale actiecomités. Die hebben alle werkobjecten in kaart gebracht met daarbij de mate van actiebereidheid. Net voor het weekend, op vrijdag 10 maart, zijn alle bezoldigden van de regionale actiecentra met het LAC in Woerden bijeengekomen om voor de laatste keer de klokjes gelijk te zetten. Bondsvoorzitter Roel de Vries grijpt die gelegenheid aan om de collega’s een hart onder de riem te steken. Tegelijkertijd waarschuwt hij met name de nieuwe collega’s die nog niet eerder met dit bijltje hebben gehakt, voor de emotionele situatie waarin stakers terecht kunnen komen. Bouwvakkers stellen zich dikwijls stoer op maar door mee te doen aan de actie steken ze behoorlijk hun nek uit. Ze riskeren een conflict met hun eigen werkgever en worden daarnaast in hun gezin en in hun omgeving ter verantwoording geroepen. Dat gaat ze soms niet in de koude kleren zitten en daar moet begrip voor zijn. Het zou, benadrukt de bondsvoorzitter, een flinke steun in de rug zijn voor individuele stakers als het lukt om de publieke opinie voor de staking te winnen.

Eén van de middelen om de samenleving bij de acties te betrekken, is de advertentie die op 10 maart verschijnt in een aantal dagbladen. Daarin wordt het publiek op de hoogte gesteld van de acties die op stapel staan. De bonden vragen al bij voorbaat begrip voor eventueel ongemak. De stukadoorswerkgevers weten daarmee op de valreep nog een klein succesje te boeken. In de advertentie wordt melding gemaakt van een conflict van de vakbeweging met zowel de bouw- als de stukadoorswerkgevers. Daarbij wordt puntsgewijs een overzicht gegeven van de voornaamste breekpunten van het cao-overleg. Een paar van die punten gelden echter niet voor de stukadoorssector. De werkgevers reppen zich verongelijkt naar de rechter om in kort geding rectificatie te eisen. De rechter vindt dat de vakbeweging steeds nauwkeurig is geweest in haar berichtgeving maar erkent dat dit in de gewraakte advertentietekst onvoldoende is gebeurd. Dat moet dus worden rechtgezet. Aan het vonnis wordt gehoor gegeven door in dezelfde dagbladen een rectificatie te plaatsen.

Vrijwel alle bestuurders en medewerkers van de bonden hebben ondertussen hun agenda schoongeveegd zodat ze kunnen worden ingeschakeld bij de acties. Het reguliere werk moet even aan de kant, vergaderingen en afspraken worden afgezegd en de familie thuis wordt erop voorbereid dat er de komende tijd van enige regelmaat in werkuren en vrije tijd geen sprake zal zijn. Veel medewerkers worden voor de duur van de staking uitgezonden naar de regionale actiecentra om de teams daar te ondersteunen. Als dat niet naast de deur is, zullen ze soms dagen achtereen van huis zijn. Zoals gebruikelijk is er een strikte scheiding aangebracht in de verantwoordelijkheden. De actieleiders bemoeien zich niet met de onderhandelingen; de onderhandelaars worden niet betrokken bij de organisatie van de acties.

De staking zal er een worden zoals de bouw die sinds de Tweede Wereldoorlog kent: overal in het land zullen de werknemers per object opgeroepen worden om voor onbepaalde tijd het werk neer te leggen. Staken volgens een estafette-systeem of per regio is geen traditie in de bedrijfstak. Actie-coördinator Gijs Rijsdijk vat aan de vooravond van de staking in een paar woorden zijn strategie samen: “We willen de werkgevers over de hele breedte de pijn laten voelen: de grote bedrijven, de kleine aannemers en de wegenbouwers. We beginnen met het uitdelen van een flinke klap en daarna zullen we de staking gestaag uitbreiden.”

De eerste klap
En dan is het dinsdag 14 maart, de datum die in de afgelopen weken al honderden keren is genoemd. ’s Morgens voor dag en dauw vertrekken vanuit de regionale actiecentra ploegen met bestuurders, medewerkers en kaderleden naar de bouwplaatsen. Daar worden ze in veel gevallen al verwacht. De werknemers die op het werk arriveren, drommen meteen samen in de schaftkeet. Veel hoeft er eigenlijk niet meer te worden gezegd. Het verhaal is inmiddels bekend. En aan de wanden van veel keten hangen de pamfletten op een rij die de afgelopen weken, toen de spanning opliep, door de bonden zijn uitgedeeld. Vandaag komen de bestuurders met de beslissende vraag: “Jongens, gaan we plat?” Het antwoord is overal bevestigend. Op veel plaatsen wordt de oproep zelfs met gejuich begroet. Koppen tellen is niet nodig. Vrijwel unaniem staan de bouwvakkers achter de actie. Het kost dan ook nergens moeite om de staking uit te roepen. De houding van de werkgevers hangt de mensen in de bouw al lang de keel uit. En de opwarmcampagne van de bonden in de afgelopen periode heeft de rest gedaan. Er volgt nog wat informatie over de organisatorische gang van zaken, zoals de mededeling dat alle stakers zich volgende week donderdag in de regio waar zij werken moeten melden op een zogenaamde terugkomdag. De stakers worden geregistreerd op speciale formulieren en trekken vervolgens hun jas maar weer aan. Vandaag drinken ze thuis koffie. Zodra de werknemers zijn vertrokken, gaan de ploegen op pad naar de volgende bouwplaats.

Hoewel over de actiebereidheid niet de geringste twijfel kan bestaan, heerst er op het actiecentrum in Woerden die dinsdagmorgen vroeg een nerveuze spanning. Je kunt nog zoveel voorbereiden en alles nog zo degelijk coördineren, het echte werk moet nu in de regio gebeuren. De spanning duurt gelukkig niet erg lang. Al voor de ochtendspits op de Nederlandse wegen is opgelost, is duidelijk dat de eerste stakingsdag niet meer stuk kan. Op het actiecentrum loopt een fax binnen uit Oosterwolde. Het is niet meer dan een kladje en de boodschap bestaat maar uit drie woorden. “Het gaat fantastisch”, meldt districtshoofd Bert Buwalda, die als regionaal actiecoördinator het overzicht heeft over de gebeurtenissen in de drie noordelijke provincies. Dan beginnen ook de telefoontjes binnen te komen uit de andere delen van het land. Overal is het beeld hetzelfde. De eerste klap is uitgedeeld aan de werkgevers en het is een hele harde. In zaal E wordt de score zorgvuldig bijgehouden op grote schoolborden. Na elk telefoontje worden de nieuwe eindcijfers ingevuld. Aan het einde van de dag komt de rekensom uit op 5800 stakers in de bouw en 764 bij de stukadoors, dus 6564 in totaal. De vergelijking is gauw gemaakt: bij de vorige bouwstaking in 1990 waren er op de eerste dag 3381 stakers. Dat zegt genoeg over de gretigheid waarmee nu het werk wordt neergelegd. De cijfers variëren per regio van 567 in Noord-Holland tot 1501 in Zuid-Holland. Tot de werken die de eerste dag plat gaan behoren spectaculaire objecten als de nieuwbouw van de Hogeschool in Den Haag, de Kop van Zuid in Rotterdam, de vuilverbrandingsfabriek van de VAM in Wijster en de aanleg van de A73. Daarnaast worden op honderden kleinere projecten hamer en troffel neergelegd. De stukadoors vormen een hoofdstuk apart. Omdat zij veelal alleen of in kleine groepen werken, krijgen zij het stakingsparool niet van vertegenwoordigers van de bonden op de werkplek. Ze moeten zich individueel als staker laten registreren op tevoren bekendgemaakte meldpunten. Meteen al op de eerste dag doen dat er, zoals gezegd, 764. (Bijlage G: Overzicht van de aantallen stakers per dag en toelichting op de in de tekst gehanteerde stakingscijfers)

Voor de media is de bouwstaking die eerste dag het belangrijkste nieuws. Zelfs de boeren, die volop actievoeren tegen de overheidsmaatregelen rond het mestoverschot en met hun tractoren dreigend optrekken, moeten in de publiciteit een stapje terug doen. Radio en televisie maken melding van een groot succes voor de bonden. De kranten volgen in hun voetspoor met koppen als “Bouwvakkers leggen massaal het werk neer”, “Duizenden bouwvakkers beginnen moeiteloos aan langdurige stakingen”, “Eerste dag bouwstaking: ruim 700 projecten stil” en “Vakbonden verrast door succes van staking in bouw”.

Actie-coördinator Gijs Rijsdijk bevestigt dat laatste als hij op de avond van 14 maart de balans opmaakt. “We wisten dat de actiebereidheid groot was maar op deze enorme aantallen had ik toch niet gerekend”, zegt hij tevreden. “Ik hoop”, voegt hij eraan toe, “dat het tot de werkgevers doordringt dat ze maar beter snel een goede cao kunnen afsluiten want het is wel duidelijk dat ze anders op een hele grote actie moeten rekenen.”

Solidair met Teuntje
De tweede stakingsdag verloopt in grote lijnen net zoals de eerste. Op honderden nieuwe objecten wordt het werk neergelegd en in de loop van de dag wordt de tienduizendste staker ingeschreven. De bouw aan het nieuwe Ajax-stadion in Amsterdam komt stil te liggen, evenals het werk aan de uitbreiding van Schiphol. Op tal van bouwplaatsen wachten bouwvakkers ongeduldig op de komst van de bonden. “Waar bleven jullie nou, wij hadden gisteren al willen gaan staken”, krijgen de bestuurders en kaderleden aan de lopende band te horen. Veel groepen werknemers gaan nog een stapje verder. Ze wachten niet af maar bellen met de bonden om te informeren wanneer zij nou eens aan de beurt zijn. Tientallen van die telefoontjes komen er in de actiecentra binnen. Het draagvlak voor de staking blijkt enorm. “Dat veel mensen mee zouden doen zat er wel in maar ik sta te kijken van het aantal spontane meldingen”, zegt Gijs Rijsdijk. “De werknemers staan gewoon te trappelen om mee te knokken. Ze weten maar al te goed waar het om gaat, welke verslechteringen de werkgevers voor hen in petto hebben.” Zijn optimisme wordt gedeeld door zijn collega-actieleiders van CNV en HZC. “De enorme actiebereidheid bewijst dat onze eisen breed gedragen worden”, meent Arend van Wijngaarden van het CNV. En voorzitter Luit Middendorp van HZC wijst op de relatief grote deelname van zíjn achterban. “Machinisten komen niet gemakkelijk van hun machines af. Maar nu zijn ze van de partij. Ze willen de werkgevers laten voelen dat het zo niet langer kan.”

Staken doe je als werknemer omdat je wilt werken in ruil voor goede arbeidsvoorwaarden en omdat je het niet accepteert als de werkgevers de cao willen verslechteren. Maar ook de solidariteit met collega’s blijkt een grote rol te spelen bij de bereidheid om in actie te komen. De Volkskrant illustreert dat treffend met een artikel dat op 15 maart in de krant verschijnt onder de kop “Wie aan de vut komt, komt aan collega Teuntje”. Het is een sfeerverslag over het platleggen van de nieuwbouw van het hoofdkantoor van Albert Heijn in Zaandam. Honderd bouwvakkers komen daar van de steiger af “voor vakantiebonnen, ziekengeld èn voor Teuntje”. Teuntje is een 56-jarige ijzervlechter, die op het punt staat gebruik te maken van de vut-regeling. Hij is lichamelijk totaal versleten en alleen het vooruitzicht er binnenkort mee te kunnen stoppen, houdt hem nog op de been. Teuntje dreigt nu het slachtoffer te worden van de werkgevers die de vut-regeling helemaal willen uitkleden. “Dat is foute boel”, zeggen zijn collega’s en ze schrijven zich massaal in als staker. Het verhaal van Teuntje spreekt tot de verbeelding want nog dagen later wordt erover gepraat.

Post uit binnen- en buitenland
Op het hoofdkantoor van de Bouw- en Houtbond FNV in Woerden stromen die eerste stakingsdagen de adhesiebetuigingen met tientallen tegelijk binnen. Zusterorganisaties uit binnen- en buitenland wensen de bonden door middel van bloemen, telegrammen, brieven en faxen sterkte toe in de strijd voor een goede cao. “Jullie actie is een actie die ons allemaal aangaat en de EBBH zegt hierbij alle mogelijke steun toe”, aldus algemeen secretaris Jan Cremers van de Europese Bond van Bouw- en Houtarbeiders. De Belgische vakcentrale ABVV laat het actiecentrum per fax weten dat zij al haar leden die in Nederland aan het werk zijn, heeft opgeroepen om samen met hun Nederlandse collega’s het werk neer te leggen. Van heinde en ver komen de reacties, onder meer uit de Verenigde Staten, Rusland, India, Bangladesh en Bermuda. “Jullie zullen winnen”, verzekert Yoshio Suzuki, de algemeen secretaris van de Japanse Federatie van Bouw- en Houtarbeiders helemaal vanaf de andere kant van de wereld. En ook de deelnemers aan een vakbondsseminar in Ghana, vertegenwoordigers van alle bouwbonden uit Engelssprekende Westafrikaanse landen, sturen een solidariteitsbetuiging. En over solidariteit dichter bij huis gesproken: de afdeling Boxtel van de Voedingsbond FNV stuurt met haar beste wensen een briefje van honderd gulden mee als bijdrage in de actiekosten. Na enkele dagen hangt een hele wand van het actiecentrum vol met bemoedigende post.

Van het stakingsfront blijft het nieuws ook goed. Op vrijdag 17 maart, de vierde stakingsdag, wordt de eerste actieweek afgesloten met 19.458 stakers, onder wie 1292 stukadoors.

Stukadoors laten zich niets aansmeren
Aan het begin van de tweede stakingsweek eisen de stukadoors alle aandacht voor zich op. Zij manifesteren zich op maandag 20 maart op een grote landelijke bijeenkomst in Veenendaal. Daar is het kantoor gevestigd van de NAVAS, de werkgeversorganisatie in het stukadoorsbedrijf. Meer dan vijfhonderd stukadoors verzamelen zich ‘_ morgens in een grote hal, waar zij worden verwelkomd door televisieomroepster Paula Patricio en worden onthaald op swingende muziek. Tussen de bedrijven door spreken bondsbestuurder en cao-onderhandelaar Rinus Dalhuizen van de Bouw- en Houtbond FNV en zijn CNV-collega Roel Scheper. “We zijn met een evenwichtig pakket aan voorstellen de onderhandelingen ingegaan”, zo houdt Dalhuizen de stukadoors voor. “De werkgevers wilden daar niet serieus over praten. Zelf kwamen ze met een reeks verslechteringen. Toen wij daar bezwaar tegen maakten, riepen ze: dan komt er maar geen cao. Nou, zo’n opstelling laten we ons niet aansmeren.” Die laatste kreet valt ook veelvuldig te lezen op de spandoeken en borden die de stukadoors met zich meevoeren als zij na de lunchpauze in een protestmars op weg gaan naar het kantoor van de NAVAS. Een enorme hagelbui overvalt de demonstranten onderweg maar die laten zich daardoor niet uit het veld slaan. Bij het NAVAS-kantoor wordt een muurtje opgetrokken met actieleuzen. De werkgevers die buiten poolshoogte komen nemen, krijgen een petitie overhandigd waarin de eisen van de werknemers nog eens worden opgesomd. NAVAS-voorzitter Van der Kant geeft een korte reactie. “U hoeft niet ontevreden te zijn. De arbeidsvoorwaarden voor de stukadoors zijn helemáál niet zo slecht”, betoogt hij. “Als je over een cao onderhandelt, moet je water bij de wijn doen. Van twee kanten. Als jullie niets van je eisen afdoen, kan het wel eens lang duren voor er een nieuwe cao is.” Zijn woorden worden door de met rode actiepetjes getooide stukadoors met hoongelach afgedaan.

Terwijl in Veenendaal de stemming er goed in zit, moet in het Drenthse Veenhuizen een feestje worden afgelast. Minister De Boer van VROM zou er de eerste paal komen slaan voor de bouw van de gevangenis Norgerhaven. Maar de minister kan zich de moeite van de reis besparen want de bouw ligt, al voor hij goed en wel begonnen is, plat.

Een achterban om trots op te zijn
Drie dagen later, op donderdag 23 maart, laten de stakers opnieuw massaal van zich horen. Het is de eerste ‘terugkomdag’. Tijdens de stakingsperiode moeten alle stakers zich eens per week melden op de regionale bijeenkomst in de buurt van hun werkplek. Voor dat doel worden op elf plaatsen in het land accommodaties afgehuurd die ruimte bieden aan duizenden werknemers. De samenkomsten zijn in meerdere opzichten van belang. In de eerste plaats moet de actiekaart worden gestempeld voor de vaststelling van het recht op een stakingsuitkering. Maar tegelijk is er de gelegenheid voor de stakers om hun collega’s weer eens te ontmoeten, bij te praten, ervaringen uit te wisselen en elkaar een hart onder de riem te steken. Want staken is geen pretje. Veel werknemers doen het met de moed der wanhoop: liever niet maar het moet nu eenmaal om te voorkomen dat er een cao uit de bus komt met slechte arbeidsvoorwaarden. Actie voeren doe je sámen dus er moeten momenten zijn om dat ook letterlijk te voelen en als het nodig is steun te zoeken bij elkaar. De bonden doen dan ook moeite om de terugkomdagen een gezellig karakter te geven. Er is muziek, er kan een biertje worden gedronken en er wordt gezorgd voor een lunchpakket. Op elke terugkomdag is er een nieuwe stakingskrant met het laatste nieuws van het actiefront. En bij het vertrek ligt er nog een aardigheidje klaar voor de werknemers of hun partners. Tijdens de eerste en tweede terugkomdag is er op enkele bijeenkomsten sprake van enige irritatie omdat de wachttijden voor het stempelen flink kunnen oplopen. Er zijn stempelposten genoeg maar als duizenden werknemers zich daar tegelijk willen melden, ontstaan er problemen. Er worden maatregelen genomen om die bij de volgende bijeenkomsten te voorkomen.

De terugkomdagen worden door groepen stakers aangegrepen om zich op een andere wijze nog extra te manifesteren. Voortdurend worden nieuwe acties en activiteiten bedacht om de aandacht van de media, de werkgevers en het publiek te trekken. Zo wordt op de eerste terugkomdag in Eindhoven de voordeur van het plaatselijke kantoor van de bouwwerkgevers symbolisch dichtgemetseld. Cao-onderhandelaar Bram Visser mag bij die gelegenheid de eerste steen leggen. En in Rotterdam staan 5500 werknemers bij het werkgeverskantoor op de stoep met de eis het cao-overleg op een constructieve manier te hervatten.

Op elke terugkomdag worden de stakers door bestuurders van de bonden geïnformeerd over het laatste nieuws. “We gaan door want de werkgevers geven nog steeds geen krimp”, roept regionaal actieleider Bert Buwalda in de Groningse Martinihal. “Als het slecht gaat met de bedrijfstak mogen we niks vragen. Als het wat beter gaat met de bedrijfstak mogen we niks vragen. En nu het goed gaat met de bedrijfstak mogen we verdorie wéér niks vragen. Dan moet notabene de cao worden uitgekleed. En dat pikken we niet.” In Groningen is ook HZC-voorzitter Luit Middendorp, die daarvoor een paar uurtjes uit het actiecentrum in Woerden is ontsnapt. Hij houdt de stakers voor hoezeer de werkgevers zich hebben misrekend bij het inschatten van de actiebereidheid. Middendorp: “Die zou niet groot zijn, dachten ze. Er zou geen solidariteit meer zijn tussen werkenden en niet-werkenden. En de stukadoors zouden zich de verslechteringen wel laten aansmeren. Ze hebben zich verschrikkelijk vergist.”

Na zijn toespraak stapt Middendorp de zaal in om met een pilsje in de hand hier en daar een praatje te maken. Hij raakt in gesprek met twee jonge straatmakers die van hem willen weten wanneer er weer onderhandeld wordt. De HZC-voorzitter haalt de schouders op. “Wat mij betreft zo snel mogelijk. Maar tot nu toe hebben ze nog niets van zich laten horen.” Hij vraagt de jongens of ze het nog even kunnen volhouden. Dat wordt volmondig beaamd. “Als we eenmaal verslechteringen accepteren dan is het eind zoek. We moeten nu doorgaan anders is alles voor niks geweest”, vinden de straatmakers. “We hebben een achterban waar we trots op kunnen zijn”, zegt Middendorp als hij weer doorloopt. “Dat voel ik elke dag sterker.”

Als de stakers na de bijeenkomst de Martinihal verlaten, krijgen ze, net zoals hun collega’s die elders in het land de terugkomdag bezoeken, een bos bloemen mee voor thuis. Want daar, zo realiseren de bonden zich terdege, moeten ze óók achter de actie staan, anders wordt het niks. De bloemenveiling van Aalsmeer zal zich die eerste terugkomdag nog lang heugen. Ze krijgen niet elke dag zo’n opdracht van de vakbeweging om even een bloemetje te bezorgen.

De werkgevers meppen terug
De werkgevers geven nog geen krimp, krijgen de stakers op die eerste terugkomdag op 23 maart te horen. Dat is maar net hoe je het bekijkt. De werkgeversorganisatie AVBB en haar onderhandelingsdelegatie houden zich officieel inderdaad muisstil. Werkgeversonderhandelaar Vahstal laat zich echter de gelegenheid om te provoceren niet ontgaan als de kranten hem vragen waarom hij geen stappen onderneemt. “Zolang de bonden zeggen: het is slikken of stikken, komt er van ons geen uitnodiging” (Nieuwsblad van het Noorden, 15 maart). Ook trekt hij in het openbaar de cijfers die de bonden geven van de aantallen stakers in twijfel. Hij houdt het op de helft. “Als de bonden blijven dralen, boek ik gewoon een weekje wintersport”, pocht hij (De Volkskrant, 18 maart). Als ondernemer kan hij er inderdaad wel een poosje tussenuit want ook zijn eigen werknemers hebben het werk neergelegd. De houding van Vahstal staat evenwel in schril contrast met de reacties van veel individuele werkgevers, die de druk van de staking al gauw beginnen te voelen. Op de actiecentra komen steeds meer telefoontjes binnen waarin gewag wordt gemaakt van werkgevers die hun werknemers intimideren. Pogingen om stakers ertoe te bewegen het werk weer te hervatten ontaarden soms in regelrechte dreigementen. Tal van werknemers krijgen te horen dat ze zullen worden ontslagen of dat ze het slachtoffer zullen worden van andere maatregelen. Boze bazen laten zich niet zelden van een bijzonder kinderachtige kant kennen. De directeur van een heibedrijf in Nieuwegein bijvoorbeeld schrijft in een brief aan zijn stakende werknemers dat het voortaan afgelopen is met een soepel personeelsbeleid. Hij zal een jurist een zodanig arbeidscontract laten opstellen “dat ik in de toekomst geen rekening meer hoef te houden met persoonlijke omstandigheden of problemen”. En dat is nog maar “een van de eerste stappen”, voegt hij daar onheilspellend aan toe. De eigenaar van een stukadoorsbedrijf in Huissen gooit het over een andere boeg. Hij is niet boos maar verdrietig. “Uw vakbond heeft u onder valse voorwendselen overgehaald te gaan staken. Loyaliteit aan uw werkgever die zoveel voor u heeft gedaan laat u in de steek”, zo klaagt hij in krom Nederlands in een brief aan zijn personeel. En daar moet iets tegenover staan natuurlijk: “Verkeersovertredingen die door u gemaakt worden waaronder begrepen door rood licht rijden en snelheidsovertredingen zijn nog steeds door ons betaald. Maar nu zullen wij u daarvoor ook extra belasten.” Zo, die zit. Het actiecentrum in Oosterwolde maakt zelfs melding van een werkgever die zijn werknemers het staken onmogelijk probeert te maken door ze op te sluiten. Ze mogen eenvoudigweg het terrein niet meer af.

Meer realistische bazen blijken er gelukkig ook te zijn. Die pakken de zaken verstandiger aan door zich op het juiste adres te vervoegen. Ze intimideren niet de werknemers maar roepen hun organisaties op om terug te keren naar de onderhandelingstafel. Die hebben tenslotte, met een principe-akkoord binnen handbereik, het overleg afgebroken. Om die reden voelen de bonden er in dit stadium ook niets voor om welk initiatief dan ook te nemen om de gesprekken te hervatten. De partij die breekt moet ook maar de brokken lijmen, zo vinden ze.

Het uitblijven van een officiële reactie van de werkgevers, maakt wel de sfeer grimmiger. Beide partijen weten dat ooit het overleg moet worden hervat. En, voorspelt Bram Visser, naarmate de tijd vordert zullen de onderhandelingen er niet gemakkelijker op worden. “De werkgevers moeten zich terdege realiseren, dat de marges steeds krapper worden”, zegt hij. “Als onderhandelaar zit ik op het ogenblik noodgedwongen stil. Maar ik ben wel voortdurend bezig met de vraag: hoe komt die nieuwe cao er en wat zal er in staan? De cao moet in toenemende mate de cao van de stakers worden. De werkgevers moeten hun verslechteringen inslikken. Ik begrijp hun opstelling niet. Ze zien hoe groot de actiebereidheid is. Daar moeten ze toch óók van onder de indruk zijn.”

De sjouwers in de regio
De regionale actieteams spelen een cruciale rol bij de staking. Ze hebben al in de opwarmperiode het persoonlijke contact gelegd met de werknemers die nu van de steiger moeten komen om de eis voor een goede cao kracht bij te zetten. Het optreden van de mensen “in het veld” kan de actie maken of breken. Zij zijn het die de werknemers daadwerkelijk in staking brengen en de platgelegde werken controleren. Het behoort ook tot hun opdracht om straks, na afloop van de staking, nogmaals naar de werken te gaan om de mensen te informeren over het cao-resultaat dat door hun inzet is bereikt. Dat zijn zware taken en de druk op de teams groeit naarmate de actie langer duurt en de vermoeidheid een steeds grotere rol speelt. De staking en de daaraan voorafgaande voorbereidingsperiode zullen uiteindelijk negen weken duren. Weken waarin, vrijwel zonder onderbreking, van de vroege morgen tot de late avond hard moet worden gewerkt. De actieteams opereren vanuit de al eerder genoemde zeven regionale actiecentra, die zijn gevestigd op of bij de districtskantoren van de Bouw- en Houtbond FNV. De enige uitzondering daarop vormen de werkgebieden Overijssel en Gelderland, die het afdelingskantoor van de bond in Deventer kiezen als gezamenlijk hoofdkwartier. De districtshoofden van de Bouw- en Houtbond FNV treden op als regionale actie-coördinators. Zij geven leiding aan een team dat verder bestaat uit de districtsbestuurders en -medewerkers van de drie bonden en de collega’s die voor de duur van de acties aan de districtsteams worden toegevoegd. Daarnaast is overal een grote groep actiekaderleden actief.

In het werkgebied Midden-Nederland bijvoorbeeld, is boven het districtskantoor van de bond in Houten een leegstaande verdieping gehuurd en ingericht als actiecentrum. Dat blijkt een goede greep te zijn. Zonder dat het eigen kantoor half ontruimd hoeft te worden, kan alle actiemateriaal er overzichtelijk worden opgeslagen en is er ruimte om te vergaderen met gezelschappen van verschillende omvang. Het bezoldigde deel van het actieteam telt 23 bestuurders en medewerkers van FNV, CNV en HZC onder wie negen collega’s die tijdelijk aan het district zijn toegewezen. Dankzij de inzet van zestig actiekaderleden kunnen, afhankelijk van de grootte van de te bezoeken objecten, tien tot vijftien ploegen worden samengesteld die elke morgen in alle vroegte op pad gaan.

In de weken voor de staking gaan de ploegen in de keten de werknemers informeren en de actiebereidheid toetsen. Tegelijkertijd brengen ze de bouwobjecten in het district in kaart. Hoe moeilijk het is om een werkelijk compleet overzicht te krijgen van alle bouwputten, blijkt al gauw nadat de staking werkelijk is uitgebroken. Na vijf dagen heeft het werkgebied Midden-Nederland al 46 objecten in staking gebracht die niet in het draaiboek staan.

Van het team dat vanuit Houten opereert, maakt ook districtsbestuurder Joop Bouwman van de Bouw- en Houtbond FNV deel uit. Hij staat op het punt met de vut te gaan en heeft in zijn vakbondscarrière alle bouwstakingen vanaf 1970 van nabij meegemaakt. Hij noemt de actiebereidheid dit keer ongekend groot. In een interview dat op de tweede stakingsdag in het Utrechts Nieuwblad (15 maart) verschijnt zegt hij: “In al die dertig jaar bij de bond heb ik het nog nooit zo meegemaakt. We hebben al tientallen telefoontjes gehad van bouwvakkers die willen staken. Waar blijven jullie nou, roepen die. (…) Kijk, hier heb ik een lijst met zeker zestig aanmeldingen om te gaan staken. Alleen al van vanmorgen.”

Midden-Nederland scoort op de eerste actiedag bij 29 objecten 701 stakers. De tweede dag komen daar 543 stakers van 28 objecten bij en de derde dag 531 op 27 objecten. Daarna lopen de aantallen per dag geleidelijk terug. In totaal zal het district 3366 mensen in staking brengen die werken onder de bouw-cao en 147 stukadoors. Het regionaal actiecomité rapporteert aan het landelijk actiecentrum in Woerden dat de objectleiding over het algemeen redelijk positief staat ten opzichte van de actie. Een enkele uitzondering daargelaten is van echte tegenwerking door uitvoerders en projectleiders geen sprake.

De lokatie voor de eerste terugkomdag op 23 maart is voor de stakers uit Midden-Nederland het zalencentrum De Malle Jan in Utrecht. Voor de volgende terugkomdagen wordt uitgeweken naar de Jaarbeurs omdat het om een steeds grotere groep mensen gaat. Het valt nog niet mee om zo’n massale happening in goede banen te leiden. Voor het stempelen van de stakingskaarten vormen zich lange rijen wachtenden voor de registratietafels. Tijdens het officiële gedeelte van de bijeenkomst, als de sprekers het woord krijgen, wordt de registratie stopgezet. Maar als de massa ervoor kiest zich ondertussen toch te laten registreren, wie houdt haar dan tegen? “Omdat de sluiting en de draairichting van de deuren in het nadeel van de organisatie was, werden de kaderleden gewoon opzij geduwd”, wordt later in een evaluatierapport genoteerd. Die ervaring wordt gebruikt om de organisatie op de volgende bijeenkomst aan te passen. Enige routine kan het team in Midden-Nederland goed gebruiken omdat besloten wordt twee terugkomdagen samen op touw te zetten met het werkgebied Noord-Holland. Er komen dan meer dan achtduizend stakers bij elkaar in de Jaarbeurs. En die willen in een paar uur tijd allemaal hun stempeltje, hun kopje koffie, hun biertje en hun broodje.

Schrijvers en praters
De regionale actieteams zouden hun werk niet kunnen doen zonder de tomeloze inzet van het stakingskader. Bijna elfhonderd kaderleden zijn in het land actief en vormen een onmisbaar onderdeel van de stakingsmachine. Ze krijgen het hard te verduren want al weken voordat de staking werkelijk uitbreekt, zijn ze dagelijks in de weer. Na het vastlopen van het cao-overleg zijn ze van de partij als de werknemers persoonlijk en door middel van pamfletten van de stand van zaken op de hoogte gebracht moeten worden. Ze voelen zich daarbij gesterkt door de positieve reacties die ze overal krijgen. Kaderlid Cor Coppen uit Nederhorst den Berg getuigt daarvan in FNV Magazine. “We werden van het begin af aan overal plezierig ontvangen”, vertelt hij. “Je merkt dat het pakket aan verslechteringen van de werkgevers hard aankomt bij de mensen.”

Na het uitbreken van de staking moet het actiekader er nog een flinke schep bovenop doen. In alle uithoeken van het land springen ze met honderden elke morgen opnieuw om vijf uur uit hun bed om op tijd op de verzamelplaats te zijn van waaruit de ploegjes naar de werken afreizen. In het begin vooral om de werknemers in staking te brengen; daarna ook om te controleren of op een eenmaal platgelegde bouwplaats het werk niet wordt hervat. Het komt immers niet zelden voor dat werkgevers proberen hulptroepen te mobiliseren om zo de staking te ontduiken. Cor Coppen: “Het is vermoeiend werk, zeker naarmate het langer duurt maar je went aan het ritme. Zolang de mensen enthousiast blijven, kun je het opbrengen. Wat voor mij belangrijk is, is de sfeer in de ploeg waarmee je op stap gaat.” Zo’n ploeg bestaat, zegt Coppen, uit schrijvers en praters. “De schrijvers zorgen voor de registratie van de stakers. Zelf ben ik een typische prater. Dat betekent overleggen met de uitvoerder en het woord doen in de keet.” Het komt niet vaak voor maar zo nu en dan kan zo’n uitvoerder nog wel eens voor problemen zorgen. “Ik kom nu net terug uit Almere. Daar hebben we de nieuwbouw van de gevangenis platgelegd. De uitvoerder probeerde ons te intimideren maar de werknemers trokken meteen partij voor ons. Toen we de vraag stelden of ze wilden staken, ging er een oorverdovend gejuich op. Fantastisch is dat.”

Geen misverstanden over de inzet
In de tweede actieweek blijft het aantal stakers doorgroeien. Nog steeds gaan ‘_ morgens de ploegen van de regionale actiecentra op pad om de actie verder uit te breiden. Dat kost wat meer moeite naarmate het aantal grote projecten dat stilgelegd kan worden opraakt. De ploegen moeten zich concentreren op kleinere werken en op werken waar meer genuanceerd wordt gedacht over een staking. Niettemin lopen de cijfers gestaag op. De tweede stakingsweek wordt op vrijdag 24 maart afgesloten met 27.949 stakers, van wie 1578 stukadoors.

In de loop van die vrijdagmiddag vindt in de kantine van het bondskantoor in Woerden een vergadering plaats van alle bestuurders en medewerkers van de drie bonden die in het land bij de staking betrokken zijn. In het dagelijkse strijdgewoel is er geen gelegenheid om de koppen uitvoerig bij elkaar te steken, laat staan voor informele contacten met collega’s. Er vindt wel veel overleg plaats maar dat is noodgedwongen kort en zakelijk want voortdurend dringt de tijd. Het LAC heeft daarom besloten dat alle collega’s die daar behoefte aan hebben tijdens de actieperiode een paar keer bij elkaar moeten kunnen komen.

De actie-coördinator complimenteert op de bijeenkomst de collega’s met de vrijwel vlekkeloze gang van zaken maar ventileert ook enkele zorgen van zowel organisatorische als inhoudelijke aard. Het uitgangspunt van de actie was om in de eerste paar dagen forse aantallen werknemers in staking te brengen en daarna de staking geleidelijk verder uit te breiden. De gretigheid van de werknemers om het werk neer te leggen is echter zo groot dat de opbouw van de staking veel harder gaat dan was voorzien. In de publiciteit doen de cijfers het goed maar er kleven ook enkele grote nadelen aan. In de eerste plaats moeten de bonden hun kruit niet te gauw verschieten. Het ziet er nog steeds naar uit dat met een zeer langdurige actie rekening moet worden gehouden en de mogelijkheid tot verdere opbouw moet er ook op termijn blijven. Daarnaast moet ervoor worden gezorgd dat de stakingsadministratie de aantallen nieuwe stakers kan blijven behappen. Een tijdige uitbetaling van stakingsuitkeringen en reiskostenvergoedingen moet gegarandeerd blijven. Ten slotte is er het kostenaspect. De stakingskassen zijn weliswaar goed gevuld maar waarom zou er veel meer geld aan worden onttrokken dan voor een goede actiestrategie nodig is? Enige terughoudendheid bij het verder uitbreiden van de staking is dus op zijn plaats, zo is de boodschap.

Een meer inhoudelijk probleem dat zorgen baart, is de beeldvorming in de publiciteit over het doel van de actie. De pers concentreert zich op het uitblijven van een goede vut-regeling als dè oorzaak van de bouwstaking. Na “Teuntje” van de Volkskrant, doen ook de andere media een duit in het zakje. Het is onmiskenbaar dat de vut-problematiek een belangrijke rol heeft gespeeld bij het vastlopen van de cao-onderhandelingen maar er zijn nòg dertien punten waarop de werknemersdelegatie in de clinch ligt met de werkgevers. Door een te sterke nadruk op de vut als actiepunt, zou de verwachting kunnen worden gewekt, zo vrezen de bonden, dat de bestaande vut-regeling overeind kan blijven en dat is niet realistisch. Bestuurders en medewerkers wordt gevraagd om daar voortdurend duidelijk uitleg over te geven. Ook in de stakingskrant die op de tweede terugkomdag wordt uitgedeeld, laat onderhandelaar Bram Visser over de inzet van de vakbeweging geen misverstand bestaan. “Het is al lang bekend dat we afspraken zouden maken over een sterk afgeslankte vut-regeling”, zegt hij. Hij legt nog eens uit dat het conflict met de werkgevers in het cao-overleg op dit punt vooral gaat over de voorwaarden waaraan een duurzame en betaalbare regeling moet voldoen en over een fatsoenlijke overgangsregeling die tot stand moet komen.

Visser is overigens niet zo bang voor een verkeerde beeldvorming bij de stakers zelf. Die weten wel degelijk wat het doel van hun actie is. Hij zegt: “Wat me opvalt is de felheid waarmee wordt gestaakt. Daar lijkt een groot gevoel van onvrede achter te zitten. De mensen zijn verontrust over de afbraak van de sociale voorzieningen maar men heeft ook geen enkel vertrouwen meer in de eigen werkgever. Dat is de reden dat het voorstel om het Vakantiefonds af te schaffen zo veel kwaad bloed zet. We moeten blijven staken tot het gezonde verstand bij de werkgevers een keer toeslaat. De staking wordt niet afgeblazen voordat die goede cao er is.”

Dat zijn achterban die opstelling ten volle steunt, blijkt wel uit het feit dat de actiecentra vrijwel geen signalen krijgen van bouwvakkers en stukadoors die actiemoe zijn. Integendeel, nog steeds dringen werknemers erop aan ook hun werk stil te leggen. Staken gaat gepaard met emoties en het kost de werknemers die meedoen moeite en geld maar ze kiezen ervoor met overtuiging. “Ja, het kost me geld. Maar ik heb liever nu een paar weken wat minder dan dat mijn cao slechter wordt. Dan ben ik nog duurder uit”, zegt een Sittardse bouwvakker (De Limburger, 24 maart). Bij de stukadoors is de situatie niet anders. “De verslechteringsvoorstellen van de werkgevers doen de stukadoors echt zeer”, constateert onderhandelaar Roel Scheper van de Hout- en Bouwbond CNV. “Met name over het verlagen van de uitkering bij ziekte maken de mensen zich kwaad. Ze vinden dat dat niet kan. Op die manier ga je terug naar de vorige eeuw. Er is in het stukadoorsbedrijf nog nooit gestaakt maar nu het moet, staan de mensen er ook.”

Midden in het strijdgewoel komt op maandag 27 maart de bondsraad van de Bouw- en Houtbond FNV bijeen in Amersfoort om uitvoerig te worden bijgepraat over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden sinds de raad op 6 februari mandaat heeft gegeven om actie te voeren voor een goede cao. Bondsvoorzitter Roel de Vries geeft een overzicht van alle stappen die het bondsbestuur heeft genomen en beschrijft de stand van zaken aan het actiefront. Vervolgens vraagt hij namens het bondsbestuur om de instemming van de bondsraad met het gevoerde beleid. Die wordt gegeven door middel van applaus.

De administratieve ondersteuning
Pal onder het landelijk actiecentrum, zijn op de eerste verdieping van het bondskantoor in Woerden een paar vergaderzalen ingericht voor de stakingsadministratie. Daar worden de leden van de Bouw- en Houtbond FNV die zich als staker hebben ingeschreven officieel geregistreerd. Daar wordt ook de uitbetaling voorbereid van stakingsuitkeringen en kostenvergoedingen. Dat gebeurt allemaal met een nieuw computerprogramma, waarmee snel gewerkt kan worden. De administratie en de betaling geschiedt per bond. CNV en HZC hebben daarvoor de voorzieningen getroffen op hun eigen hoofdkantoor. Een grote groep medewerkers van de Bouw- en Houtbond FNV, aangevuld met uitzendkrachten, is dagelijks in ploegen betrokken bij de stakingsadministratie. Het werk gaat tot ’s avonds laat door en er wordt ook een deel van het weekend gewerkt. Op werkdagen voeren koeriers vanuit de regionale actiecentra stapels formulieren aan van nieuwe stakers, die zo snel mogelijk moeten worden verwerkt. Het lukt in vrijwel alle gevallen om de uitkeringen op tijd op de bankrekening van de stakers te krijgen.

De stakingsuitkering bedraagt over de eerste vijf dagen 104 gulden per dag voor werknemers van 21 jaar en ouder die lid zijn van één van de bonden. Vanaf de zesde dag wordt de uitkering opgetrokken naar 119 gulden. Jongeren krijgen een lager bedrag, afhankelijk van hun leeftijd. Werknemers die zich tijdens de staking als lid laten inschrijven, moeten het doen met 70 gulden in de eerste vijf dagen en 79 gulden daarna. Ook hier is een jongerenregeling van toepassing. De stakingsuitkering aan nieuwe leden wordt alleen gegeven onder de conditie dat zij tenminste een jaar lid blijven. Tijdens de staking zullen zich in totaal bijna zevenduizend nieuwe leden bij de Bouw- en Houtbond FNV inschrijven. De stakingsuitkering is een netto bedrag. Volgens een uitspraak van het Gerechtshof in Leeuwarden in 1992 hoeft daarover geen loonheffing te worden afgedragen. Hoewel het ministerie van Financiën zich daarbij nog niet helemaal heeft neergelegd is wel al duidelijk dat de uitkeringen over 1995 onbelast blijven.

Een hoofdstuk apart vormen de werknemers die niet vallen onder de cao voor de bouw of het stukadoorsbedrijf maar wel op de bouwplaats werkzaam zijn. Zij kunnen door de bouwbonden niet in actie worden geroepen omdat er over hun cao geen conflict is met de werkgevers. Als de bouwplaats leegloopt, kunnen zij soms nog een paar klussen afmaken maar in veel gevallen komt daarna hun werk noodgedwongen eveneens stil te liggen. In de praktijk gaat het vooral om werknemers van installatiebedrijven en uitzendkrachten. Werkgevers zijn in eerste instantie verplicht voor vervangend werk te zorgen maar slagen daar niet altijd in. De Industriebond FNV, bij wie werknemers van installatiebedrijven zijn aangesloten, besluit zijn leden in die sector als dat nodig is een zogenaamde molestuitkering te geven. Dat kan het geval zijn als de werkgever niet doorbetaalt en ook de WW geen uitkomst biedt. De Dienstenbond neemt eenzelfde besluit met betrekking tot georganiseerde uitzendkrachten.

15.000 kilo krenten en rozijnen
Ook al vormen de loondervingsuitkeringen veruit de belangrijkste kostenpost van de staking, het is bepaald niet de enige. Een goede organisatie kost handenvol geld. Er wordt veel extra drukwerk vervaardigd in de vorm van actiekranten en pamfletten, er gaan mailings de deur uit en er worden hallen, zalen en muziekgroepen afgehuurd voor bijeenkomsten. Op de terugkomdagen moeten lunchpakketten en consumpties worden verstrekt en stakers kunnen hun reiskosten declareren. Daarnaast is er het actiemateriaal, dat varieert van buttons en petjes tot t-shirts en spandoeken. Om aandacht voor de actie te vragen, worden er advertenties in kranten geplaatst en zelfs gaan er een keer reclamevliegtuigjes met sleepteksten de lucht in. Bij het landelijk actiecomité berust de taak om tot al die activiteiten te besluiten en ze te coördineren. In de dagelijkse vergaderingen van het LAC worden knopen doorgehakt als het gaat om de vraag of bepaalde activiteiten nodig en verantwoord zijn. Dat is geen sinecure. Er moet enerzijds zorgvuldig met de centen worden omgegaan maar er is anderzijds geen tijd om dagenlang te wikken en te wegen over bepaalde uitgaven. In veel gevallen moeten vandaag reusachtige orders worden geplaatst voor artikelen die bij voorkeur gisteren al geleverd hadden moeten zijn. Een voorbeeld zijn de kleine presentjes die worden uitgedeeld op de terugkomdagen. Het LAC hecht eraan de leden die in actie zijn elke week een kleinigheidje mee naar huis te geven. Op de eerste terugkomdag is er de al genoemde bos bloemen. In de weken daarna volgen een set pennen met opdruk en een t-shirt. In de week voor Pasen krijgen de stakers een paasbrood. Omdat er op dat moment al zo’n 35.000 stakers zijn, moeten er evenzoveel broden worden gebakken. Een bedrijf in Gouda is er goed mee. Voor de klus zijn 11.500 kilo bloem, 4000 kilo amandelspijs en 15.000 kilo krenten en rozijnen nodig. Omdat niet is te voorzien hoe lang de actie duurt, is het onmogelijk zulke cadeautjes al weken tevoren te bestellen. Pas in de dagen voorafgaand aan de terugkomdag wordt besloten welk presentje er komt en moet de order worden geplaatst. Voor het bedrijf dat de opdracht krijgt, ligt er vervolgens de uitdaging om alle zeilen bij te zetten om de inkoop, de vervaardiging, de eventuele opdruk en verpakking en het transport naar de verschillende locaties te regelen. Dat is elke keer weer een enorme krachtsinspanning onder hoge druk maar het gaat steeds goed.

De hoge kosten die met organisatie, middelen en materiaal te maken hebben, worden naar rato van het ledental verdeeld over de drie bonden (FNV 75 procent; CNV 20 procent; HZC 5 procent). De stakingsuitkeringen en onkostenvergoedingen aan hun leden nemen de bonden ieder voor zich voor hun rekening. Bij de FNV is de regeling, dat van een actie waarmee de federatieraad instemt tweederde deel van de stakingsuitkeringen ten laste kunnen worden gebracht van het weerstandsfonds van de vakcentrale, dat door de aangesloten bonden gezamenlijk wordt gevoed. De overige uitgaven worden door de bond betaald uit het eigen weerstandsfonds. Het spreiden van de kosten in FNV-verband is een kwestie van solidariteit maar ook van de erkenning dat er een gezamenlijk belang in het geding is. De vakbeweging houdt er rekening mee, dat inzet en resultaat van een actie in een bepaalde bedrijfstak, gevolgen kan hebben voor de arbeidsverhoudingen in het algemeen. FNV-voorzitter Johan Stekelenburg zal dat na afloop van de staking ook zo onder woorden brengen. “De werkgevers hadden zich in de bouw en bij de stukadoors duidelijk een doel gesteld dat verder ging dan het beperkt houden van de loonkosten”, aldus Stekelenburg. “Ze wilden uitvechten wie het in de bedrijfstak voor het zeggen heeft, de werkgevers of de bonden. Dat doen ze niet op eigen houtje, het past in een landelijk patroon.” Dat verklaart volgens de FNV-voorzitter waarom het zo hard tegen hard ging. Ook de Industriebond FNV is van mening dat de strijd van de bouwbonden van belang is voor alle cao’s. Het hoofdbestuur en de bondsraad zeggen dat tijdens de staking in een verklaring, waarin verder staat dat door de bouwvakkers en hun bonden een strijd wordt gevoerd die groot respect afdwingt. De stakers kunnen daarom rekenen op de “onvoorwaardelijke steun” van de Industriebond, aldus de verklaring.

Als na verloop van tijd het conflict in de bouw het karakter krijgt van een uitputtingsslag, gaat de pers zich zorgen maken over de druk op de stakingskassen. Er verschijnen verhalen over de financiële reikwijdte van de vakbeweging. Daarbij gaat het dikwijls om inschattingen van de situatie want om strategische redenen zijn de werknemersorganisaties terughoudend met het geven van gedetailleerde informatie op dat terrein. “Stakingskassen geheime wapen bonden”, zet NRC Handelsblad op 22 maart boven een artikel over de weerstandsfondsen. Het Financieel Dagblad van 31 maart meldt zelfs dat de bodem van de stakingskas in zicht komt. Op zoek naar het naadje van de kous duiken journalisten in de financiële stukken of zoeken de penningmeester op. In De Volkskrant van 5 april laat Rien Kunst, penningmeester van de Bouw- en Houtbond FNV, het achterste van zijn tong echter niet zien. “Ik gun niemand een blik in de munitiekist. Ik heb geen zin de werkgevers wijzer te maken”, antwoordt hij op vragen van een al te nieuwsgierige journalist. Wel laat hij weten zich voorlopig nog geen zorgen te maken. “We kunnen door tot Kerstmis als het moet”, verzekert hij. Bovendien zijn er uitwijkmogelijkheden voorhanden. Als de bond zonder vrij beschikbaar geld zou komen te zitten, kan de penningmeester altijd nog aankloppen bij zijn collega’s in de omringende landen. Daarover bestaan afspraken met de zusterorganisaties. Als hij daartoe door de pers wordt uitgedaagd tijdens een bezoek aan het actiecentrum in Woerden zegt Lodewijk de Waal, coördinator arbeidsvoorwaardenbeleid van de FNV, dat er op die manier wel een miljard gulden bijeen te sprokkelen is. Maar over dat soort noodmaatregelen hoeven de bouwbonden zich nog lang het hoofd niet te breken.

De sigarendoos van Vahstal
Wat de bouwbazen in de ogen van de werknemers van het cao-overleg hebben gemaakt, wordt ze symbolisch nog eens onder de neus gewreven. Ze krijgen een koekje van eigen deeg: een puinhoop. Want meer blijkt het “kunstwerk” niet te zijn dat op 30 maart, de datum waarop de tweede terugkomdag op het programma staat, wordt onthuld op de stoep van het AVBB-kantoor in Den Haag. De bouwvakkers die zich met dat karweitje bezighouden, voegen zich even later bij hun zesduizend collega’s, die zich verzamelen in de Statenhal van het Congrescentrum in Den Haag. Op tien andere plaatsen in Nederland stromen omstreeks dezelfde tijd ook de verzamelplaatsen vol. De regionale actie-coördinator in Zuid-Holland, Jos van der Borgt, die de bijeenkomst in de residentie in goede banen moet leiden, is die ochtend een geplaagd man. De mobiele telefoon die bij zijn werk een onmisbaar instrument is, rinkelt voortdurend. Door een foutje in het netwerk van PTT Telecom krijgt hij de telefoontjes door die zijn bedoeld voor een huisarts. In de plaats van collega’s die hem op de hoogte houden van de gang van zaken, wordt hij bestookt door patiënten die zijn advies willen over hun kwaaltjes. Uiteindelijk komen de stakers toch allemaal veilig en wel in de Statenhal aan om te luisteren naar Bram Visser, die de zaal mag toespreken. De onderhandelaar haalt herinneringen op aan de tijd dat hij zelf nog in de bouw werkte en in actie moest komen. “Dertig jaar geleden heb ik zelf gestaakt. Het ging toen om de invoering van een vijfdaagse werkweek. We hebben dat conflict gewonnen en kregen toen de vrije zaterdag. De werkgevers denken toch niet dat ik die vrije zaterdag waarvoor ik zelf heb gestaakt nu aan de onderhandelingstafel ga weggeven?” Visser is zichtbaar trots op het leger stakers dat hem als onderhandelaar steunt. Dat gaat vruchten afwerpen, belooft hij. “De werkgevers worden flink onrustig. We krijgen steeds meer signalen van aannemers die hun werkgeversorganisatie bellen om ze aan te sporen het cao-overleg vlug weer te hervatten. Dat betekent dat we het nog even moeten volhouden. Kunnen jullie dat?” “Actie, actie”, scandeert de zaal.

In het actiecentrum van de bonden komen inderdaad steeds meer meldingen binnen van bouwbedrijven die het knap benauwd hebben gekregen. Werknemers die daarvan op de hoogte zijn, zijn zo attent de stakingsleiding te laten weten dat hun baas bij zijn werkgeversorganisatie aandringt op het nemen van stappen die de acties kunnen beëindigen. “Ik verzoek u om de impasse in de onderhandelingen met de vakbonden te doorbreken en indien nodig concessies te doen”, schrijft een lidbedrijf aan het NVOB. Kopieën van zulke briefjes vinden regelmatig hun weg naar Woerden. De werkgeversorganisaties moeten veel post en telefoontjes van die strekking krijgen.

Algemeen secretaris Ad Kamp van de Bouw- en Houtbond FNV, die het werk aan de voorgenomen statutenwijziging van de bond een paar weken terzijde heeft gelegd om het team op het actiecentrum te versterken, constateert dan ook dat de werkgevers het spuugzat zijn. “We merken aan alles dat de druk op de bedrijven toeneemt”, zegt hij. “Niet alleen de bouw zelf klaagt steen en been maar ook de installatiebedrijven en de bouwmaterialenhandel. Die druk hebben we nodig om het tot de werkgevers door te laten dringen dat ze weer naar de onderhandelingstafel moeten komen.”

Dat onderhandelaar Vahstal zo ver nog niet is, blijkt als hij zich in het hol van de leeuw waagt. Hij bezoekt op 28 maart het actiecentrum in Woerden nadat een uitnodiging daartoe in Cobouw is terechtgekomen. Een woordvoerder van de bonden heeft zich tegenover een journalist van het dagblad voor de bouwwereld laten ontvallen dat Vahstal op een van zijn vele ritten tussen zijn woonplaats Amersfoort en het AVBB-kantoor in Den Haag best eens de afslag Woerden kan nemen. Dan zou hem op het bondskantoor nog eens in alle rust worden voorgerekend welke loonkostenstijging gemoeid is met de cao-voorstellen van de bonden. Vahstal komt en brengt zijn sigarendoos mee. Die doos is inmiddels bekend in Nederland. Het verhaal gaat in de publiciteit dat in het tijdperk van computers, faxen en zakjapanners de werkgeversonderhandelaar zijn berekeningen nog uitvoert op de achterkant van een sigarendoos. Daar zou hij met enig cijferwerk tot de beruchte 5,5 procent loonkostenstijging zijn gekomen, waarop de absolute grens van de werkgevers ligt. Vahstal krijgt de uitleg die hem is beloofd. Overtuigd is hij echter niet en zijn ludieke omweg over Woerden blijft zonder resultaat.

Het record wordt gebroken
Begin april vinden de bonden het tijd worden om de actie een nieuwe impuls te geven. Niet zozeer door het aantal stakers verder uit te breiden maar door het draagvlak van de staking te verbreden. Aan alle leden van de drie actievoerende bonden wordt een brief gestuurd met het verzoek de stakers een hart onder de riem te steken. “De stakers zijn vastberaden”, zegt algemeen secretaris Ad Kamp, “maar als je al drie weken staakt, krijg je toch last van vermoeidheidsverschijnselen. Daarom vragen we alle leden om hun solidariteit te tonen.” Bij de brief wordt een kaart gevoegd waarop de leden hun adhesie kunnen betuigen en die daarna kan worden teruggestuurd naar het actiecentrum. Er is niet gekozen voor een kaart met een antwoordnummer. Dat is te gemakkelijk. De leden moeten de moeite nemen om een postzegel te plakken. Niettemin wordt de actie een gigantisch succes. In totaal worden meer dan veertigduizend kaarten naar Woerden gestuurd.

Vrijwel tegelijkertijd wordt een mijlpaal bereikt. Op 5 april wordt het record uit 1960 gebroken. De 410.000 stakingsdagen van toen worden op die dag overtroffen. Daarmee wordt de staking de grootste uit de geschiedenis van de bouwnijverheid. Er zijn inmiddels meer dan 32.000 stakers in de bouw, een kwart van alle werkende bouwvakkers, en zo’n 1660 in het stukadoorsbedrijf. De staking duurt al zeventien dagen en er is nog steeds geen uitzicht op een nieuwe cao. Op de derde terugkomdag op 6 april worden beide feiten aan de stakers voorgelegd. “We gaan dóór”, is overal de beslissing, “desnoods tot de takken uit de kozijnen groeien”. Ondanks die strijdlustige stemming, worden hier en daar de eerste aarzelingen opgevangen. Het gaat nu wel erg lang duren en de prijs wordt hoog, klagen sommige ongeduldige stakers. Maar van verloop is nauwelijks sprake.

De postkoets en de file
Verbaasde inwoners van Den Haag zien op maandag 10 april een postkoets door de brede straten van de stad rijden. Aan de Benoordenhoutseweg laat de koetsier de vier schimmels halthouden voor het kantoor van het AVBB. Uit de koets stappen drie heren in rokkostuum. Zij worden vergezeld van een dorpsomroeper en een nar. Na een druk op de bel verschijnt AVBB-directeur Van Rooij op de stoep. De heren met de hoge hoed maken zich bekend als de actie-coördinatoren Rijsdijk, Van Wijngaarden en Middendorp. Namens het drietal licht Gijs Rijsdijk het doel van de vertoning toe. “De werkgevers draaien met hun verslechteringsvoorstellen de klok terug”, zegt hij. “Op die manier komen we weer uit bij de tijd van de postkoets.” De bonden hebben een kadootje bij zich in de vorm van vele postzakken vol met de dertigduizend kaarten die tot op dat moment al zijn binnengekomen en waarmee de leden van de bonden adhesie betuigen met de stakers. “De werknemers in de bouw- en houtnijverheid leven mee met hun collega’s die in actie zijn gekomen. Het wordt tijd dat de werkgevers zich eens serieus bezinnen op de vraag waar ze mee bezig zijn”, aldus Rijsdijk. Nadat de zakken het AVBB-kantoor zijn binnengedragen, wordt er door de drie actieleiders onder een kopje koffie bij de directie van het AVBB nog eens op aangedrongen haar invloed aan te wenden om het conflict tussen de cao-partijen uit de wereld te helpen. Daarna verdwijnt het merkwaardige gezelschap weer in de postkoets om terug te keren naar de twintigste eeuw. Er is weer gezorgd voor een stunt die de aandacht trekt en dat is nodig. Het wordt steeds moeilijker om in de publiciteit te blijven. Na het spectaculaire begin van de staking en de eerste grote demonstratieve bijeenkomsten, waaraan zeer uitvoerig door de media aandacht is besteed, is de geleidelijke verdere opbouw van de actie geen voorpaginanieuws meer. De berichten over het conflict in de bouw verhuizen langzamerhand naar een wat minder prominente plek in de kranten. Om in beeld te blijven moeten stunts worden bedacht. Gelukkig zijn de actievoerders vindingrijk. Zo worden in één nacht alle viaducten op de rondweg om Amsterdam voorzien van een spandoek. Het kan de volgende dagen geen enkele automobilist die de hoofdstad nadert of verlaat ontgaan dat de bouwbonden eindelijk wel eens een goede cao willen. De actie levert een boze brief op van Rijkswaterstaat, want ergens staat geschreven dat spandoeken niet zomaar op de openbare weg mogen worden aangebracht maar daar maken de bonden zich niet zo druk over. De krantenfoto’s hebben hun effect al gesorteerd. Tijdens de terugkomdag op 12 april, als de stakers van de twee werkgebieden Midden-Nederland en Noord-Holland samenkomen in de Utrechtse Jaarbeurs, rijden de gasten uit Noord-Holland in een langzame colonne van Zaandam naar Utrecht, waardoor enorme files ontstaan op de A2. Door middel van deze en soortgelijke acties wordt de pers bij de les gehouden. Een wel heel opzienbarend plan gaat op het laatste moment niet door. Serieus wordt enige tijd overwogen een landelijke terugkomdag te organiseren voor alle tienduizenden stakers met hun partners. Met de NS wordt al onderhandeld over de prijs van treinkaartjes en het inzetten van veel extra materieel. Na uitvoerig beraad wordt er toch van afgezien. De logistieke problemen blijken nauwelijks oplosbaar en daarnaast kan niet worden gegarandeerd dat zo’n massale bijeenkomst in de hand kan worden gehouden.

Terwijl constant wordt geprobeerd de landelijke media te blijven attenderen op de staking, wordt moeiteloos gescoord in de regionale pers. Die blijft geïnteresseerd in de plaatselijke gevolgen van de acties of is gemakkelijk te verleiden met lokale evenementen. Overal vinden ludieke acties plaats op kleine schaal. In Tilburg ligt de bouw van een paar zwembaden stil. Als troost wordt door de stakers in het centrum van de stad een plastic zwembadje met een opblaasbare glijbaan neergezet. Het Tilburgse publiek kan de grap wel waarderen en wil ook nog wel een petitie tekenen. In Groningen pakken actievoerders het districtskantoor van het NVOB in met zilverfolie. En als een krant smalend schrijft dat de staking de bouwvakkers niet lang genoeg kan duren omdat ze nu lekker de tijd hebben om bij te klussen, wordt dat aangegrepen om het tegendeel te bewijzen. In diverse steden worden stakersploegjes samengesteld om gratis en voor niks maatschappelijk nuttige klusjes te doen. Zo wordt in Maastricht gewerkt aan een kinderboerderij, in Amersfoort wordt een speeltuin opgeknapt en in Amsterdam worden verbeteringen aangebracht in verzorgingscentrum het Willem Dreeshuis.

Voor een stuntje zorgt ook het regionale actieteam in Deventer dat een werk in Duitsland platlegt. Het gaat om de bouw van appartementen in Marl, een plaats op tientallen kilometers van de Nederlandse grens. Op het project van aannemingsbedrijf De Veluwezoom werken zo’n veertig Nederlandse bouwvakkers. Al in de voorbereidingsfase hebben die laten weten graag in actie te willen komen voor een goede cao. Als de staking in Nederland uitbreekt, hangen ze elke dag aan de lijn met de vraag wanneer Duitsland nou eens aan de beurt komt. Aanvankelijk heeft het werk voor de actieleiders in Deventer geen hoge prioriteit. Maar als in de tweede stakingsweek de druk van de werknemers aanhoudt, rijdt districtsbestuurder Arend Timmerman met een paar collega’s naar Marl. Daar moet hij nogal bakkeleien met de uitvoerder, die meent dat de actiebereidheid niet groot zal zijn maar uiteindelijk krijgt hij toch toestemming om het werk op te gaan. “We zagen eerst helemaal niemand”, vertelt hij, “maar toen één van die jongens ons in de gaten kreeg, kwamen ze uit alle hoeken en gaten te voorschijn en binnen de kortste keren hadden we twee keten vol. De werknemers zaten al een tijd op onze komst te wachten dus ze hadden hun stakingskaarten en alle gegevens die we nodig hadden bij de hand. In een mum van tijd lag het werk stil.”

Protesten uit de samenleving
Anders dan bij een staking van het openbaar vervoer of de posterijen, blijft het publiek als de bouw staakt behoorlijk buiten schot. Als de trein niet rijdt of de post niet wordt bezorgd, hebben talloze mensen, bedrijven en scholen daar last van. Maar een staking in de bouw treft vrijwel niemand buiten de bedrijfstak persoonlijk. Toch komen er, naarmate de actie langer duurt, protesten uit de samenleving. Om te beginnen gaat het om particulieren die gerekend hadden op de oplevering van hun huis. De bouw ligt lekker op schema en de afgesproken datum waarop de nieuwe woning betrokken kan worden nadert. Alles is zorgvuldig geregeld. De verhuiswagen is besteld, de kamer staat vol ingepakte dozen, met de PTT is afgesproken dat de telefoon zal worden afgesloten en de volgende bewoners staan ook al in de startblokken om het leegkomende huis nog op dezelfde dag te betrekken. De bouwstaking gooit roet in het eten. Sommige mensen bellen in paniek met het actiecentrum. Ze moeten hun oude huis op het vastgestelde tijdstip ontruimen maar het nieuwe huis is nog niet klaar. Waar moeten ze heen? Wat moeten ze met hun spullen doen? De eerste reactie van de bonden is: belt u maar met de werkgevers. Die weigeren een fatsoenlijke cao af te sluiten en zonder goede arbeidsvoorwaarden gaan de bouwvakkers en stukadoors niet aan het werk. Ondertussen trekken de vakbondsbestuurders zich de schrijnende gevallen wel aan. Ze worstelen met de vraag of ze die paar mensen die zo in de problemen dreigen te komen, in de kou moeten laten staan. Zonder daar ruchtbaarheid aan te geven, wordt intern afgesproken dat de actievoerders zich soepel zullen opstellen als het gaat om koopwoningen die zich in de afbouwfase bevinden. Gewone mensen moeten zo min mogelijk de dupe worden van een conflict waar ze part noch deel aan hebben. De Vereniging Eigen Huis ruikt een mogelijkheid om zich, over de rug van de stakende bouwvakkers, te profileren en slaat in de publiciteit op de grote trom. Dat leidt tot enkele gesprekken tussen het actiecentrum en vertegenwoordigers van de vereniging van particuliere huiseigenaren. Eigen Huis spreekt van “zeker duizend schrijnende gevallen”. Op de vraag van de bonden om daarvan een lijst samen te stellen, komt de vereniging niet verder dan zeven gezinnen die mogelijk in de problemen komen. Desondanks dreigt ze met een kort geding, een dreigement dat nooit wordt uitgevoerd. “Eigen huis misbruikt de staking om snel wat zieltjes te winnen”, kan Gijs Rijsdijk dan ook niet nalaten schamper op te merken.

Niet alleen particulieren komen hier en daar voor het blok te staan. Het is onvermijdelijk dat ook werknemers en bedrijven die niet direct bij het cao-conflict betrokken zijn, in moeilijkheden komen. Toeleveranciers van bouwmaterialen kunnen hun produkten niet meer kwijt en overal stapelen de voorraden zich op. Schilders, elektriciens en loodgieters zitten noodgedwongen stil. Verhuizers en woninginrichters zien hun planning de mist ingaan. De Vereniging van Nederlandse Installatiebedrijven (VNI) zegt naar de rechter te zullen stappen om de staking in de bouw te laten verbieden. Volgens de vereniging hebben haar drieduizend leden al een miljoenenstrop opgelopen als gevolg van de staking. Zeker tweeduizend installateurs zitten noodgedwongen met de armen over elkaar. Als werknemers in zo’n geval niet kunnen werken en er ook geen vervangend werk voorhanden is, zijn bedrijven niet verplicht het loon door te betalen. Ze kunnen zich beroepen op overmacht. Normaal gesproken hebben de werknemers ook geen recht op een WW-uitkering. Daarom wenden de betrokken bedrijfsverenigingen zich tot het Tica met de vraag of de regels bij wijze van uitzondering kunnen worden versoepeld zodat gedupeerden toch aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Het Tica (Tijdelijk instituut voor coördinatie en afstemming), dat de werknemersverzekeringen coördineert, stemt daarin toe.

De pyloon van Peper
Vanzelfsprekend raken ook grote openbare projecten in de knel. Dat is een normaal gevolg van de staking en een middel om extra druk uit te oefenen op de werkgevers. De opdrachtgevers worden boos op de aannemer en komen met schadeclaims als de contractuele oplevertijd niet wordt gehaald. Soms gaat het echter om een cruciaal geval. Zo aarzelen de bonden een poosje over het stilleggen van werkzaamheden aan een groot project van de Nederlandse Spoorwegen in Amersfoort. De NS hebben daarvoor twee weekenden uitgetrokken en al grootscheepse voorbereidingen getroffen. Als het werk op het laatste moment niet zou doorgaan, levert dat een schadepost op van miljoenen guldens en zou ook het publiek er veel last van kunnen ondervinden. In het eerste weekend wordt om verschillende redenen afgezien van een staking. Het tweede weekend moet dat er wel van komen, vinden de bonden. De NS neemt geen enkel risico en besluit zelf de werkzaamheden af te blazen.

Een ander gevoelig project dat in de publiciteit veel aandacht trekt, is de bouw van de Erasmusbrug in Rotterdam. Aanvankelijk laten de bonden de brug met rust omdat er in het begin van de stakingsperiode wordt gewerkt aan het afzinken van een pijler. Dat werk neerleggen zou teveel risico’s opleveren. Als die klus is geklaard, gaat het werk wel grotendeels plat. Niet helemaal dus, en dat is tegen de zin van de actievoerders. Ze gaan met een grote groep naar het werk en posteren zich voor de ingang. Als de werkwilligen arriveren, een ploeg Belgische bouwvakkers, moeten die spitsroeden lopen om naar binnen te kunnen en daar schrikken ze voor terug. Ook al is er niet letterlijk sprake van een poortblokkade, de uitwerking is in de praktijk hetzelfde: er kan niet worden gewerkt. Dat is niet alleen een streep door de rekening van de aannemerscombinatie maar van de hele gemeente Rotterdam. Al lang geleden is een datum vastgesteld voor het invaren van de grote pyloon voor de brug. Dat is een spectaculaire en kostbare operatie, waaromheen de gemeente een aantal feestelijkheden heeft georganiseerd. Het hele evenement dreigt door de staking in het honderd te lopen. De aannemers gaan naar de rechter om de staking en de blokkade aan de poort te laten verbieden. Burgemeester Peper van de Maasstad, die zijn feestje in het water ziet vallen, bemoeit zich ook met de zaak. Hij belegt op 7 april een persconferentie om de stakers te waarschuwen. “Als het feest niet doorgaat, moeten ze erop rekenen dat de publieke acceptatie van hun eisen in het cao-conflict er niet groter op wordt”, meent hij. “Het publiek zal er niets van begrijpen (ANP, 7 april).” Peper gaat nog een stap verder en matigt zich ook een oordeel aan over het conflict in de bouw zelf. De verschillen tussen de bonden en de werkgevers zijn minimaal, vindt hij, maar desondanks zit het conflict muurvast. Hij dringt er daarom bij minister Melkert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op aan om een onafhankelijke bemiddelaar te zoeken die het overleg vlot kan trekken. Peper komt meteen al met een paar suggesties. Hij noemt professor A. van der Zwan en dr. W. Albeda, het tweetal dat eerder ook een bemiddelende rol heeft gespeeld in een conflict rond de binnenvaartschippers. De burgemeester heeft Van der Zwan zelfs al gepolst en die is eventueel bereid om als bemiddelaar op te treden. Nog dezelfde middag bepaalt de Rotterdamse rechtbankpresident mr. J. Mendlik dat stakers geen poortblokkade mogen uitvoeren op het werk aan de Erasmusbrug. Dat is onrechtmatig en veroorzaakt teveel schade, zo oordeelt de rechter. De eis om de staking zelf onrechtmatig te laten verklaren, had de eisende partij nog tijdens de zitting ingeslikt. De bonden tonen zich niet al te rouwig om de uitspraak. De hele affaire zet de acties weer eens volop in de schijnwerpers en het oordeel van de rechter bevestigt en passant dat de staking in zijn algemeenheid wel degelijk rechtmatig is. De pyloon arriveert keurig op de afgesproken dag en Rotterdam kan zijn feest vieren. Van de publiciteit eromheen wordt nog wel een graantje meegepikt. In een Greenpeace-achtige actie vaart een met spandoeken getooid bootje van de bouwbonden rond op de plek waar televisiecamera’s en fotografen het invaren van de pyloon registreren.

Nu burgemeester Peper zich publiekelijk met de bouwstaking heeft bemoeid, kan minister Melkert niet achterblijven. Hij verklaart dat naar zijn mening de actie lang genoeg heeft geduurd. “De tijd voor oplossingen is nu echt aangebroken”, meent hij. “Ik doe een uitdrukkelijk beroep op de redelijkheid van betrokken partijen in het algemeen belang” (Algemeen Dagblad, 8 april). Hij gaat nog niet zo ver dat hij al een bemiddelaar wil aanwijzen, een idee dat door de bonden overigens meteen van de hand is gewezen. “Zonodig kan dat”, is zijn wat ontwijkende reactie op het plan van Peper. Premier Kok zegt op zijn wekelijkse persconferentie na afloop van de ministerraad op 7 april dat de staking zo langzamerhand het karakter krijgt van een conflict dat alleen nog maar verliezers kan opleveren.

Nogal wat stakers beginnen zich in deze periode een beetje ongemakkelijk te voelen. Het actiecentrum krijgt steeds meer telefoontjes van mensen die informeren of het einde van de actie nog niet in zicht is. Sommige werknemers kondigen aan dat ze binnenkort wel weer eens aan het werk willen of ze geven door zulke opmerkingen van collega’s te horen. Hier en daar signaleren de regionale actieteams enige bedrijvigheid op werken die platlagen. Het zijn nog geen barsten maar wel haarscheurtjes in het actiefront. Dat is ook niet verwonderlijk: de rek raakt er een beetje uit.


3. DE AFLOOP

“Alleen die werkgevers moeten nog even om”

Op een NVOB-feest in Maastricht luidt de bel voor de laatste ronde. De werkgevers besluiten tot een stoelendans. Hun eerste onderhandelaar Vahstal verdwijnt van het toneel. Dan raken de ontwikkelingen in een stroomversnelling. Op tweede paasdag is er een nieuwe bouw-cao. Een paar dagen later volgt die voor de stukadoors. Het werk wordt hervat.

Een feestje in Maastricht
De werkgeversorganisatie NVOB bestaat honderd jaar en viert het eeuwfeest op 7 april met een bijeenkomst in het MECC-congrescentrum. Dat is een te mooie kans voor de stakers om zomaar voorbij te laten gaan. Als de genodigden ’s morgens bij het congresgebouw arriveren, worden ze opgewacht door honderden actievoerders. Die delen pamfletten uit en proberen met individuele werkgevers in discussie te gaan. Enkele stakers hebben zich uitgedost als clochards. Ze zijn door de houding van de werkgevers aan de bedelstaf geraakt en smeken om een aalmoes. Er wordt ook nog een petitie aangeboden.

Naar goed gebruik in de bedrijfstak zijn de bouwbonden voor het feest van het NVOB uitgenodigd. Ze geven aan die uitnodiging gehoor. En ze brengen zelfs een kado mee. Op het allerlaatste moment zijn enkele bondsvertegenwoordigers erop uitgestuurd om in de zilverstad Schoonhoven een klok te scoren. Die wordt op vijf voor twaalf gezet en voorzien van de tekst “Hoogste tijd voor een goede cao”. De klok zal later een plaatsje krijgen op het hoofdkantoor van de werkgeversorganisatie in Baarn. Na de aanbieding ervan zegt NVOB-directeur mevrouw S. Dekker in haar dankwoord dat zij ervan uitgaat dat het cao-overleg spoedig weer zal worden hervat. Ze zegt er niet bij waar ze die opvatting op baseert. Wel staat vast dat de financiële schade voor de bouwwerkgevers flink in de papieren begint te lopen. Het NVOB maakt in Maastricht gewag van een schadepost die al tot boven de 200 miljoen gulden is opgelopen.

Op het eerste gezicht is het “een beetje bizar”, geeft Bram Visser toe, om samen feest te vieren als je in zo’n hard conflict verwikkeld bent. Maar de vertegenwoordigers van de bondsbesturen hebben zo hun redenen om toch acte de présence te geven. Tijdens de staking verlopen de spaarzame contacten met de werkgevers vooral via de officiële kanalen van de organisaties. De wandelgangen van een feestelijke bijeenkomst zijn ideaal om informele gesprekken aan te knopen. Er lopen tal van individuele werkgevers rond die achter de schermen iets in de melk te brokkelen hebben. Onder het genot van een drankje en een hapje worden er die dag in Maastricht dan ook heel wat standpunten verduidelijkt en argumenten uitgewisseld. Dat werpt zijn vruchten af, zo zal al snel blijken.

Na het weekend zetten de bonden ook nog een meer officiële stap. Ze doen een “ultiem bod” om uit de impasse te geraken. De bondsbesturen vinden dat na vier weken staken hun maatschappelijke verantwoordelijkheid gebiedt dat ze een uiterste poging doen om de patstelling op te heffen. Op de avond van maandag 10 april reist Bram Visser naar Emmeloord voor een ontmoeting met voorzitter Mol van het cao-overleg. In zijn binnenzak zit een brief waarin het bod is neergelegd. Door werknemers wordt onder meer aangeboden twee roostervrije dagen extra ter beschikking te stellen om de vut-regeling te financieren. Daarnaast wordt de bereidheid uitgesproken de uitkering tijdens de overgangsperiode van de vut sneller af te bouwen. Mol zal het bod doorspelen aan de werkgeversdelegatie. Al 24 uur later is er een reactie van die delegatie. Men laat weten zeer teleurgesteld te zijn over de inhoud van de brief. Er waren meer openingen van werknemerskant verwacht. Werkgeversonderhandelaar Vahstal zegt tegen het ANP niet veel resultaat te verwachten van het initiatief van de bonden.

Vahstal krijgt de rode kaart
Zowel de handreiking van de vakbeweging als de reactie daarop van Vahstal wordt door de pers breed uitgemeten. In het werkgeverskamp ontstaat onrust. Ook veel werkgevers vinden dat zij er niet meer omheen kunnen om hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Tegelijkertijd moet er een einde komen aan de steeds maar oplopende schadepost waardoor veel bedrijven in moeilijkheden komen. Omdat anderen menen dat juist nu voet bij stuk gehouden moet worden, ontstaat er wrijving tussen de lidverenigingen van het AVBB. Hun belangen lopen niet parallel, evenmin als hun financiële draagkracht om een langdurige staking te kunnen uitzingen. Vahstal, het boegbeeld van de werkgevers in het cao-overleg, wordt meer en meer gezien als een blok aan het been. De bouwbazen hebben in hem de onverzettelijke onderhandelaar gekregen die ze graag wilden hebben maar zijn compromisloze opstelling gaat nu averechts werken.

Terwijl het ultieme bod van de bonden naar de werkgevers gaat en daar wordt bekeken, is er nog een andere ontwikkeling op gang gekomen. Op het feest in Maastricht hebben enkele voorzitters de afspraak gemaakt om zo snel mogelijk de koppen bij elkaar te steken. De nieuwe werkweek begint op maandag 10 april dan ook heel vroeg voor Roel de Vries en Freek van der Meulen. ’s Morgens om zeven uur zitten ze al in een restaurant in De Meern aan tafel met de heren Chr. Sas en J. Ravesloot van de werkgeversorganisaties VGBouw en NVOB. De vier voorzitters kijken elkaar eens diep in de ogen en dat leidt ertoe dat er eindelijk een beslissende beweging op gang komt. Al de volgende dag houden de werkgevers in eigen kring een groot crisisberaad. Zo’n dertig prominente vertegenwoordigers van de in het AVBB verenigde organisaties komen bij elkaar. Ze besluiten uiteindelijk dat op grond van de brief van de bonden de besprekingen kunnen worden heropend. Dat moet dan wel gebeuren op bestuurlijk niveau; de onderhandelingsdelegaties moeten naar de zijlijn worden gedirigeerd. Om te beginnen moet er overleg plaatsvinden tussen één vertegenwoordiger van de werkgevers en één van de werknemers om na te gaan hoe ze de partijen “uit de loopgraven” kunnen krijgen. AVBB-voorzitter Barth belt op dinsdagavond tegen middernacht met zijn tegenspeler Roel de Vries en legt dat plan bij hem neer. Hij vertelt erbij dat de werkgevers eerst hebben overwogen om een buitenstaander in het conflict te laten bemiddelen maar dat idee hebben ze weer laten varen omdat het te tijdrovend zou zijn. Voor het bilateraal vooroverleg dat het AVBB in gedachten heeft, noemt hij de namen van De Vries en G. Meijer, de voorzitter van de werkgeversorganisatie in de grond-, weg- en waterbouw (GWWO). De Vries op zijn beurt neemt meteen contact op met zijn eerste onderhandelaar Visser en met zijn CNV-collega Van der Meulen. Dat drietal besluit positief op het werkgeversvoorstel te reageren. Al de volgende middag, het is woensdag 12 april, vindt de eerste ontmoeting tussen De Vries en Meijer plaats en ’s avonds spreken ze elkaar opnieuw. Op diezelfde avond is Bram Visser te gast in Amersfoort waar hij discussieert met een groep kaderleden. Tijdens de bijeenkomst krijgt hij een onverwacht telefoontje. Hans Vahstal is aan de lijn, hij wil een gesprek met Visser. Die wijst hem erop dat op datzelfde moment de twee voorzitters in conclaaf zijn en het lijkt hem niet verstandig met de besprekingen op verschillende sporen te gaan zitten. Vahstal weet van het voorzittersoverleg maar, zegt hij, dat bevalt hem niks. Visser blijft bij zijn standpunt. Hij wil op dit ogenblik over alles met Vahstal spreken behalve over de cao. “Ik heb dat bewust geweigerd”, legt Bram Visser later uit. “Ik wist dat er twee goede kippen op een ei zaten te broeden. Op zo’n moment moet je niet gaan storen. Het was er mij om te doen om uit dat conflict te komen en het paste in dat streven om me even afzijdig te houden.

Vahstal heeft het er moeilijk mee en kan het niet laten om in het openbaar de ontwikkelingen met enig sarcasme te becommentariëren. Roel de Vries wordt daar boos over en belt verontwaardigd met Barth. Dan wordt bij het AVBB zonder nog te aarzelen de knoop doorgehakt. Vahstal, wiens rol eigenlijk al was uitgespeeld, moet van het toneel verdwijnen en wel onmiddellijk.

De stroomversnelling waarin de ontwikkelingen plotseling komen, gaan gepaard met veel verwarring in het werkgeverskamp. De verwijten vliegen er over en weer, zo blijkt uit een reconstructie van de gebeurtenissen van die dagen in Cobouw (18 april). Mol bijvoorbeeld, verkeert nog enige tijd in de veronderstelling dat zijn taak als voorzitter van het cao-overleg niet is gewijzigd maar hij zal er snel achterkomen dat de feitelijke regie van de gebeurtenissen wordt overgenomen door Meijer. Directeur Van Rooij van het AVBB zegt tegen Cobouw het vertrek van Vahstal te betreuren. “Hij vond blijkbaar onvoldoende aanknopingspunten om door te gaan met onderhandelen.” In hetzelfde artikel speelt Vahstal het balletje terug. Juist hij was nog de enige die aanknopingspunten zag in het voorstel van de bonden, meent hijzelf, maar hij kreeg geen mandaat van zijn achterban. Hij zegt dat het hem spijt dat hij “na vier maanden vechten, vlak voor het bereiken van een cao-akkoord het bijltje erbij neer heeft moeten gooien”. Temeer daar partijen in zijn visie in de weer gaan met een compromis-voorstel “waar weinig in zit voor werkgevers”. Vahstal beweert verder dat zijn positie als onderhandelaar bemoeilijkt werd doordat het grootbedrijf tijdens de onderhandelingen steeds nieuwe, aangescherpte vut-eisen op tafel legde. Volgens Cobouw zijn de aanhangers van Vahstal ernstig teleurgesteld. Zij hadden graag gezien dat diens keiharde opstelling was volgehouden om nu eens definitief te breken met de traditionele manier van onderhandelen tussen werkgevers en werknemers in de bouw. Cobouw: “Werkgevers trokken in het verleden immers vaak aan het kortste eind als gevolg van de verdeel- en heerstechniek van de bonden. Vahstals stijl was de bonden geen enkele speling te geven door zelf constant de regie te bepalen. Sommigen hadden Vahstal graag zien dooronderhandelen. ‘Maar als het ijs kraakt, moet hij naar de kant komen’, zo was te horen. Vahstal wilde doorschaatsen maar zakte tenslotte door het ijs van de eigen achterban”. Vahstal kan met de rode kaart die hij heeft gekregen niets anders doen dan het speelveld verlaten. Op voorhand feliciteert hij in de publiciteit de bonden al met hun zege. Hij voorspelt hen een “glorieuze overwinning”.

Het paasakkoord
De stoelendans die door de werkgevers op touw is gezet, luidt de doorbraak in. Na drie ontmoetingen tussen De Vries en Meijer kan het overleg breder worden getrokken maar het blijft op bestuurlijk niveau. Vier voorlieden uit werkgeverskring (naast Meijer ook Van Dijk van het NVOB en Sas en Janmaat van de VGBouw) zullen informele besprekingen gaan voeren met Visser, Van der Meulen, Middendorp en De Vries. De overige leden van de onderhandelingsdelegatie van de bonden zullen in de buurt blijven zodat onderling tussentijds overleg mogelijk is.

In een vergadering van de drie bondsbesturen op vrijdag 14 april wordt die gang van zaken goedgekeurd. Wel wordt besloten dat, zodra een principe-akkoord binnen handbereik ligt, de officiële onderhandelingsdelegatie van de bonden de laatste puntjes op de i zal zetten. Op dat moment zal de bemiddelende rol van de bondsvoorzitter als beëindigd worden beschouwd. Het feit dat de werkgevers problemen hebben met hun onderhandelaars mag er, zo vinden de bondsbesturen, niet toe leiden dat ook die aan werknemerskant worden gediskwalificeerd.

Als voor gewone stervelingen het paasweekend begint, gaan de acht bestuurders met elkaar in de slag. Zonder daar ruchtbaarheid aan te geven, schuiven ze op de avond van 14 april, Goede Vrijdag, aan tafel in een zaal van het Airport Hotel in Rotterdam. Wat begint als een informeel overleg, loopt gaandeweg uit op een daadwerkelijke onderhandelingsronde. Het is de eerste sinds 7 maart en de tiende van het cao-overleg. Ook al zitten de bonden tegenover een gematigder werkgeversdelegatie, toch moet er nog ruim 24 uur onderhandeld worden voor er een akkoord in zicht komt. De werkgevers willen, na alle schade die ze inmiddels hebben opgelopen, hun huid niet voor een koopje van de hand doen. Ze proberen er nog uit te slepen wat erin zit. Maar als op de avond van paaszaterdag de marathonzitting wordt opgeheven, gaan de sociale partners uiteen met de contouren van een principe-akkoord in hun tas. De bondsdelegatie legt eerst nog even aan bij het actiecentrum om het glas te heffen met de daar aanwezige collega’s. “De actie is gewonnen”, klinken ze elkaar al bij voorbaat toe. Op eerste paasdag laten de onderhandelaars de resultaten van het overleg nog eens bezinken tussen het inhalen van de gemiste nachtrust en het tikken van een eitje. Voor veel méér gunnen ze zichzelf geen tijd want op tweede paasdag komen de partijen opnieuw bij elkaar om te steggelen over de laatste punten en komma’s. In die bespreking is het, zoals overeengekomen, weer de officiële onderhandelingsdelegatie van de bonden die aantreedt.

Dat er een akkoord in de lucht hangt, is inmiddels geen geheim gebleven. Al op paaszaterdag besluit Gijs Rijsdijk het actiecentrum, dat eigenlijk voor het paasweekend gesloten was, te openen omdat de bonden bereikbaar moeten zijn voor de pers maar veel informatie kan er in dit stadium niet worden verstrekt. “Ik weet van niks”, is keer op keer het deels op waarheid berustende commentaar van Rijsdijk. Op hevig aandringen van de makers van het Vara-radioprogramma Spijkers met koppen stemt hij erin toe in de rechtstreekse uitzending telefonisch enkele vragen van Felix Meurders te beantwoorden. Daarvoor is een minuut beschikbaar maar al voor die is verstreken zijn de interviewer en de actieleider uitgepraat. “Hebt u verder nog iets mee te delen?”, vraagt Meurders daarom maar in het wilde weg. “Ik hoop dat het mooi weer wordt”, zegt Rijsdijk.

Op tweede paasdag verzamelt de pers zich rond het middaguur op het hoofdkantoor van de Hout- en Bouwbond CNV in Odijk. Werkgevers en werknemers hebben zich daar teruggetrokken voor de afrondende bespreking. De spanning wordt er nog even ingehouden want de aangekondigde persconferentie laat op zich wachten. Het overleg blijkt toch nog ingewikkelder dan was voorzien. Even na drie uur is het dan zover. De journalisten worden uitgenodigd in de grote vergaderzaal en daar maken ook de onderhandelingsdelegaties hun opwachting. Bram Visser krijgt als eerste het woord. Hij doet verslag van het principe-akkoord over een tweejarige cao dat zojuist is overeengekomen. “We zijn trots op het resultaat”, zegt hij. “En trots op de stakers die massaal achter ons zijn blijven staan. We hebben het akkoord gekregen dat we wilden hebben”. Ook de werkgevers tonen zich tevreden. Eerste onderhandelaar Meijer vindt dat zij met name gescoord hebben op het punt van de flexibiliteit. Hij spreekt in dat verband van een doorbraak. De werkgevers ramen de loonkostenstijging die met de afspraken is gemoeid op 5,8 procent. Dat is niet zoveel meer dan de magische grens van 5,5 die Vahstal aanhield. De oorzaak daarvan is, dat op de valreep nieuwe ramingen over de inflatie in Nederland bekend zijn geworden. Die vallen lager uit, zodat ook de prijscompensatie minder hoog hoeft te zijn dan aanvankelijk werd verwacht. Meijer steekt overigens niet onder stoelen of banken dat het een grote fout is geweest om de vut-problematiek te betrekken bij de cao-onderhandelingen. “Dit soort gevoelige kwesties moet los daarvan worden geregeld om het overleg niet nodeloos te belasten”, geeft hij te kennen.

Als ook de andere betrokkenen hun vreugde over het bereikte resultaat hebben toegelicht, is het vier uur en gaat de televisie aan voor de middageditie van het NOS Journaal. Daarin wordt melding gemaakt van het principe-akkoord in de bouw. In een feestelijke stemming gaan de bondsonderhandelaars daarna naar Woerden, waar collega’s vanuit het hele land zijn samengekomen om elkaar geluk te wensen met het bereikte resultaat. Er is een ongekend hard conflict uitgevochten en door de werknemers gewonnen. Na 24 dagen kan het stakingsparool worden ingetrokken voor de bijna 33.000 actievoerende bouwvakkers. De volgende dag, op de dinsdag na Pasen, wordt er weer volop gebouwd in Nederland. Nog dezelfde dag stuurt het bondsbestuur van de Bouw- en Houtbond FNV een brief aan de bondsraad, die formeel moet besluiten tot het opschorten van de acties. Omdat de raad niet onmiddellijk bijeen kan worden geroepen, wordt de procedure schriftelijk afgehandeld. Bondsraadsleden die bezwaar maken tegen de opschorting van de acties, kunnen reageren. Zoals verwacht maakt geen enkel bondsraadslid van die gelegenheid gebruik.

We hebben een prima cao
Aan het einde van die week, op zaterdag 22 april, vergadert de vakgroepsraad van de Bouw- en Houtbond FNV. Die toont zich in het algemeen positief over het principe-akkoord. De enige kritiek die er is, betreft de vut-regeling. De vakgroepsraad vreest dat de werknemers die nu rond de vijftig jaar zijn tussen de wal en het schip vallen. Zij krijgen straks te maken met een verlaagde uitkering, terwijl ze niet de tijd hebben om een aanvullend inkomen bij elkaar te sparen. Bram Visser wijst er in zijn verdediging van het akkoord op, dat de betrokken werknemers hun inkomen kunnen opkrikken door gebruik te maken van deeltijd-vut. Maar hij erkent dat de nieuwe regeling door de oudere bouwvakkers als teleurstellend kan worden ervaren. Er moet nu echter door de zure appel worden heengebeten, betoogt hij, om voor de lange termijn een goede vut-regeling te kunnen garanderen. Met één tegenstem en twee onthoudingen stemt de vakgroepsraad vervolgens in met het principe-akkoord. Op dezelfde dag doen de vergelijkbare organen van de twee andere bonden hetzelfde. Als kort daarna blijkt dat ook de achterban van de werkgeversorganisaties met het onderhandelingsresultaat kan leven, is de nieuwe cao een feit.

In het contract, dat geldt van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1996, wordt de automatische prijscompensatie geregeld en daarnaast een loonsverhoging van een half procent op 1 januari 1996. Voor de vut is een overgangsregeling van vijf jaar overeengekomen, waarin de uitkering voor 57-jarigen met jaarlijkse stappen wordt verlaagd van 602,5 naar 412 procent van het jaarinkomen. Vanaf 1 mei 2000 geldt een uitkeringsbudget van 375 procent. Gedurende maximaal vier jaar hebben werknemers vanaf 57 jaar recht op 50 procent deeltijd-vut. De vut-premie van 8 procent wordt gelijk verdeeld tussen werkgevers en werknemers. Voor de financiering van de overgangsregeling worden in 1995 en 1996 twee atv-dagen ingeleverd en in de drie jaren daarna één. Verder wordt voor de ombouw van de vut-regeling bijna een miljard gulden onttrokken aan het Scholings- en het Risicofonds. Vrijwel alle verslechteringsvoorstellen van de werkgevers zijn van tafel. Zo blijven het Vakantiefonds en de vorstverletregeling bestaan, evenals de aanvulling op de WW-uitkering. Er komt geen wachtdag bij ziekte en de zaterdag wordt geen gewone werkdag. Wel wordt afgesproken een onderzoek in te stellen naar de vraag of er knelpunten zijn in de bestaande werktijdenregeling en komt er een experiment met uitzendarbeid. (Bijlage H: Principe-akkoord over een nieuwe cao voor het Bouwbedrijf)

Als de bouw-cao eindelijk rond is, slaken de regionale actieteams een zucht van verlichting maar maken zich dan op voor een laatste krachtsinspanning. De leden die hebben gestaakt, hebben er recht op persoonlijk te worden geïnformeerd over het bereikte akkoord. Meteen als in de bouw het werk wordt hervat, rukken de actieteams weer uit, dit keer met een plezierige opdracht. Gewapend met stapels pamfletten waarin de hoofdlijnen van de nieuwe cao staan beschreven, bezoeken ze voor de laatste keer de werken. “We hebben een prima cao”, klinkt het in de keten. “De verslechteringsvoorstellen van de werkgevers zijn van tafel. We zijn er grandioos doorheen gekomen. En dat hebben jullie aan niemand anders te danken dan aan jullie zelf.” De werknemers zijn opgelucht dat ze weer in hun gewone doen zijn en er heerst blijdschap over het bereikte resultaat. Er komen weinig op- en aanmerkingen. Wel zijn er tal van vragen van individuele aard, met name over de vut-regeling. “Hoe pakt die nu voor mij persoonlijk uit?”, willen vooral veel oudere bouwvakkers weten. In sommige keten ontstaan wat spanningen tussen werknemers die hebben gestaakt en werkwilligen. Die laatste profiteren nu van het bereikte cao-resultaat, terwijl ze er niets voor hebben gedaan en er geen geld voor hebben ingeleverd. “Matennaaiers”, worden ze hier en daar hardop genoemd. Enig ongenoegen is er bij sommige stakers over het niet doorgaan van de uitkering over tweede paasdag. Die was door de bonden in het vooruitzicht gesteld voor het geval de staking over de paasdagen heen getild zou moeten worden. Het zou een kleine extra tegemoetkoming zijn geweest, speciaal bedoeld voor de stakers van het eerste uur. Doordat op de valreep een principe-akkoord kon worden afgesloten en de staking dus niet na Pasen doorgaat, is niet voldaan aan de voorwaarden voor de extra uitkering en wordt die ook niet verstrekt.

Voor de poorten van de hel
Voor de stukadoors ligt dat anders. Die komen, mits zij voldoende stakingsdagen hebben, wel voor het extraatje in aanmerking. De staking in de bouw is afgelopen maar hun strijdmakkers hebben nog altijd geen nieuwe cao. De stukadoorswerkgevers hebben de afgelopen weken stilzwijgend vanaf de zijlijn toegekeken hoe het spel in de bouw zich ontwikkelde. Terwijl een kwart van de twaalfduizend stukadoors in Nederland van het werk is gelopen, wachten de bazen af hoe hun grote broers in de bouw het ervan afbrengen. Wel ligt het voor de hand dat de werkgevers in beide bedrijfstakken onderling contact hebben onderhouden. En hebben afgesproken samen hun poot stijf te houden om de bonden een lesje te leren. Na het paasakkoord staan de stukadoorswerkgevers er alleen voor. Dat geldt trouwens ook voor de werknemers. Het is een hard gelag om thuis te moeten blijven zitten als na de paasdagen de bouwcollega’s de steigers weer beklimmen. Vijf weken zijn bouwvakkers en stukadoors samen opgetrokken. Nu moet de kleinste groep het restant van de klus zelf klaren. De werkgevers hopen wellicht nog even dat door de beëindiging van de acties in de bouw de staking onder de stukadoors snel zal verlopen maar daarvan blijkt geen sprake te zijn.

Op het actiecentrum in Woerden wordt na het overwinningsfeest rond het akkoord in de bouw de draad weer opgepakt. Het kost de actie-coördinatoren wat moeite om de euforische stemming om te buigen. De medewerkers en het actiekader moeten bij de les blijven totdat er ook overeenstemming is met de stukadoorswerkgevers. Op die klus kunnen de bonden (alleen die van FNV en CNV want Het Zwarte Corps organiseert geen stukadoors) zich nu helemaal concentreren. Net als in de bouw wordt ook aan het stukadoorsbedrijf een handreiking gedaan in de vorm van een ultiem cao-bod. Het effect daarvan blijft niet lang uit. Na enig informeel overleg worden op woensdagavond 19 april om tien uur de onderhandelingen hervat. Het kost de hele nacht om eruit te komen. Een paar keer lijkt het erop dat de onderhandelingen opnieuw moeten worden afgebroken. De werkgevers blijven hardnekkig vasthouden aan hun eis dat bij de tweede ziekmelding in een jaar een vrije dag moet worden ingeleverd. Daar willen de bonden beslist niet aan. Tenzij natuurlijk die vrije dag eerst extra ter beschikking wordt gesteld. Daartoe besluiten de werkgevers uiteindelijk zuchtend. “We hebben het akkoord voor de poorten van de hel moeten wegslepen”, zegt Rinus Dalhuizen als hij op 20 april het principe-akkoord wereldkundig kan maken. Op die donderdagmorgen ontstaat er enige verwarring onder de stukadoors. Ze horen het goede nieuws op radio en televisie maar weten niet of dat betekent dat ze meteen diezelfde dag aan de slag moeten gaan. Er staat namelijk ook een terugkomdag op het programma. De actiecentra worden overspoeld met telefoontjes. De bellers krijgen te horen dat pas de volgende dag het werk zal worden hervat. “Eerst gaan we samen een feestje vieren.” En dus komen de 2900 stakende stukadoors in een uitgelaten stemming uit alle uithoeken van Nederland naar de Utrechtse Jaarbeurs. Daar krijgen ze de details van het principe-akkoord te horen en worden de onderhandelaars Dalhuizen en Scheper in de bloemetjes gezet. Een optreden van Peter Koelewijn besluit deze laatste terugkomdag. Op vrijdag 21 april gaan de stukadoors weer aan het werk. De staking heeft 27 dagen geduurd.

Het principe-akkoord is de moeite waard, zo besluit de vakgroepsraad Afbouw- en afwerksector korte tijd later. In de tweejarige cao wordt de prijscompensatie gehandhaafd en worden de lonen per 1 januari 1996 met een half procent verhoogd. Er worden afspraken gemaakt over een nieuwe loonstructuur. Werklozen die recht hebben op een uitkering van 70 procent van het laatstverdiende loon krijgen een aanvulling van 10 procent op hun uitkering. Arbeidsongeschikten behouden hun eindejaarsuitkering. De werkgever kan bepalen dat de werknemer bij zijn tweede ziekmelding in een kalenderjaar één atv-dag inlevert. Bij de derde en vierde ziekmelding behoren een wachtdag en het opnemen van een vrije dag tot de mogelijkheden. Daar staat tegenover dat alle stukadoors er een atv-dag bijkrijgen.

Met betrekking tot de vut wordt bepaald, dat vanaf 1 juli 1995 elke vutter een uitkeringsbudget krijgt. Dat is voor het eerste jaar 566 en daarna 544 procent voor de 57-jarigenregeling en 275 procent voor de 60-jarigenregeling. De vut-premie bedraagt vanaf 1 juli 7,1 procent, waarvan de werknemers 2,45 procent betalen. De mogelijkheid van deeltijdvut wordt geopend. De cao-partijen zullen nog hetzelfde jaar nadere afspraken maken over de vut-regeling vanaf 1 januari 1997. (Bijlage I: Principe-akkoord over een nieuwe cao voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzobedrijf)

Reacties en commentaren
Terwijl de bestuurders en medewerkers die zoveel weken in het actiecentrum hebben gebivakkeerd, gaan opruimen en inpakken is FNV-voorzitter Johan Stekelenburg één van de eersten die de bouwbonden gelukwenst met het bereikte resultaat. “Het is geen kattepis om vijf weken te staken”, zegt hij. “Ik vind dat de actie voortreffelijk en uiterst gedisciplineerd is verlopen.” In de federatieraad van de FNV noemt hij de resultaten die in de bouw en de stukadoorssector zijn binnengesleept van groot belang voor de gehele vakbeweging. Ook de werkgeversorganisatie VNO/NCW toont zich “redelijk positief”. “Het kan natuurlijk altijd beter”, blijft een woordvoerder aan de zuinige kant, “maar wij vinden het een goede ontwikkeling dat cao-partijen het omslagmodel voor de vut gaan veranderen. Ook de loonsverhoging blijft binnen redelijke grenzen” (Cobouw, 19 april).

De pers registreert uitvoerig de tevredenheid die er is over het cao-akkoord in de bouw en de opluchting onder de stakers dat ze weer aan het werk mogen. In het Brabants Nieuwsblad van 18 april kijkt een bouwvakker terug op de voorbije weken. “Normaal moet ik om kwart over zes mijn bed uit, dat werd nou wel eens half acht”, vertelt hij aan de krant. Maar hij is blij dat het erop zit: “Het begon te vervelen. Ik keek wel vier, vijf keer per dag naar Teletekst om te zien of er al schot in zat, maar steeds was het niks. Het schoot niet op.”

In de kranten worden uitvoerige beschouwingen gewijd aan het cao-akkoord, waarbij opnieuw de nadruk komt te liggen op de vut-regeling. Het is opvallend hoe verschillend daarover geoordeeld wordt. Koppen als “Vut-regeling in de bouw is fors uitgekleed” en “Cao-akkoord bouw moeilijk te verkopen” staan tegenover heel wat positievere interpretaties van dezelfde feiten: “Bouw-vut voorbeeld voor andere sectoren” en “Strategie bouwwerkgevers faalt weer”. De commentatoren van de dagbladen zetten op 18 april de omvang en duur van de staking af tegen het resultaat. “De afloop van het conflict is op zijn minst wonderlijk te noemen”, schrijft De Volkskrant. “Het akkoord is door beide partijen omarmd en met champagne begoten maar dat is het niet waard. Inhoudelijk is na vijf weken staken weinig meer afgesproken dan al voor de staking haalbaar was. Winnaars zijn er dus niet, hooguit verliezers, niet in de laatste plaats de consument, terwijl ook de arbeidsverhoudingen in de sector zijn beschadigd.” NRC Handelsblad noemt het resultaat “een compromis dat werkgevers en vakbonden tegenover hun leden kunnen verdedigen. De totale loonkostenstijging van 5,8 procent die uit de nieuwe, tweejarige cao voortvloeit, ligt slechts 0,3 procent boven de grens die de werkgevers vijf weken geleden hadden getrokken. De bonden van hun kant hebben meer toegegeven. Hun aanvankelijke verlangens kwamen uit op een loonkostenstijging van rond de 7 procent. De winst voor de werknemers zit ergens anders. De vut-regeling wordt minder rigoureus beperkt dan de werkgevers wilden en ook de flexibilisering van de arbeidstijden is meer naar de smaak van de werknemers. Maar het gaat hier om uitstel, niet om afstel.” Het Parool vindt het akkoord “een knieval van de bonden”. “Een aantal verworvenheden uit de jaren zeventig – zoals het verbod op uitzendwerk – zijn losgelaten en met het uitkleden van de vut wordt een trend gezet die moeilijk aan de leden valt uit te leggen”, aldus Het Parool. En die krant vervolgt: “Het AVBB heeft in eigen kring een nu nog sluimerend conflict gecreëerd tussen de grote aannemers – zij drukten het akkoord erdoor – en de kleinere bouwbedrijven die al jaren over te hoge loonkosten klagen. De bouwstaking kan beide partijen dus nog wel meer gaan kosten dan alleen geld.” Het Rotterdams Dagblad ten slotte maakt gewag van een “gezond akkoord”. “De praktijk in de bouw was gedurende een lange reeks van jaren dat mensen als gevolg van het zware werk lichamelijk niet in staat waren hun pensioen te halen. Ze kwamen in de WAO terecht, vaak kort voordat hun vut in zicht kwam. Het collectief verschuiven van de vut naar 61 jaar zou die wrange praktijk hebben doen weerkeren. Juist de mogelijkheid dat werknemers vanaf hun 57ste vrijwillig kunnen kiezen voor een deeltijd-vut, dus ook kunnen kiezen voor korter werken, kan juist meer mensen gezond en actief houden. De bouw zet op deze wijze een eerste stap op weg naar een actief ouderenbeleid.”

Algemeen verbindendverklaring ter discussie
In de politiek wordt na het bereiken van het principe-akkoord in de bouw een vermanend vingertje geheven. Het Tweede Kamerlid Bert Bakker (D66) zet, gesteund door de VVD, vraagtekens bij enkele afspraken waardoor naar zijn mening een algemeen verbindendverklaring van de cao door minister Melkert allerminst vanzelfsprekend is. De inloopschaal die overeen is gekomen, voldoet volgens het Tweede Kamerlid niet aan de criteria van de minister. Die zou namelijk moeten voorzien in loonschalen beneden het minimumloon. In de bouw-cao is een inloopschaal overeengekomen die aanmerkelijk boven het minimumloon begint. En met betrekking tot de detachering is afgesproken dat voor buitenlanders die in Nederland werken na een maand de Nederlandse arbeidsvoorwaarden gaan gelden. Dat is een poging tot afscherming van de Nederlandse markt, oordeelt Bakker. Tegen Cobouw zegt hij: “Waar de tendens is dat de Europese markt open wordt gesteld, wordt de toegang tot Nederland feitelijk beperkt. Dat is in strijd zoniet met de letter dan toch in ieder geval met de geest van de Europese wet- en regelgeving” (20 april). De partijen in de bouw reageren furieus op de aanval van Bakker en zijn medestanders. “Zijn kritiek is volstrekt onterecht”, vindt Bram Visser. “De inloopschaal is gebaseerd op de afspraken die hierover in het centraal overleg tussen sociale partners en de overheid zijn gemaakt. Wat dat betreft zijn we dus volledig tegemoetgekomen aan de opvattingen van minister Melkert. Bovendien is een aantal werkervaringsprojecten overeengekomen, waarmee in totaal duizend langdurig werklozen, minderheden, herintredende vrouwen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten aan een baan kunnen worden geholpen. Men kan ons dus niet verwijten dat we op dit punt te weinig doen.” Over de detachering heeft Bakker volgens Visser “werkelijk een lulverhaal” afgestoken. “Als je de redenering van Bakker doortrekt, dan zou de hele cao verboden moeten worden omdat dit tot kartelvorming leidt. Wat hij kennelijk niet weet is dat juist het ontbreken van Europese regelgeving op dit punt ons heeft genoodzaakt iets over de detachering in het cao-akkoord op te nemen.” Visser zegt niet te vrezen voor de algemeen verbindendverklaring. “Ik ga ervan uit dat men op het ministerie van Melkert meer verstand van dit soort zaken heeft dan Bakker.”

Een prestatie van formaat
Terugkijkend op de bewogen periode die nu achter hem ligt, zegt Bram Visser in FNV Magazine dat hij geen ogenblik heeft getwijfeld aan de goede afloop van het conflict voor de werknemers. Hij zegt: “We zijn met goede voorstellen het cao-overleg ingegaan; de werkgevers kwamen met een dom pakket verslechteringen. En we hadden op 8 maart een principe-akkoord binnen handbereik. Als je die elementen bij elkaar optelt, moet je wel vaststellen dat je heel sterk staat. Zeker als je met drie bonden op één lijn zit en elkaar blijft vasthouden. En als er zoveel werknemers bereid zijn de onderhandelaars te ondersteunen met een staking. Ik heb steeds gezegd: de stakers krijgen de cao waarvoor ze staken. En die hèbben ze gekregen.”

Visser verheelt niet dat hij spannende tijden heeft beleefd. “Die 36.000 stakers achter je, dat is een heerlijk gevoel. Daar heb ik dikwijls kracht uit geput. Want je maakt natuurlijk wel je eenzame momenten door. En je loopt voortdurend met vragen rond. Wat bezielt die werkgevers toch? Waar zijn ze mee bezig? Als je op zulke momenten denkt aan al die mensen die het werk hebben neergelegd en aan al die actiekaderleden die zich uit de naad werken om de actie goed te laten verlopen, dan is dat een enorme steun. Ik heb steeds gevoeld: wij weten exact wat we willen en kunnen. Alleen die werkgevers moeten nog even om.”

Bram Visser begrijpt achteraf nog steeds de opstelling van de werkgevers niet. Het leek wel, zegt hij, of ze erop uit waren een staking op hun dak te krijgen. “Onderhandelen is over en weer laten merken dat je toenadering wilt tot elkaar. Dat hebben de werkgevers al die weken niet gedaan. Er was geen echte discussie, geen dialoog, er waren geen argumenten. Dan onderhandel je dus niet. Die opstelling hebben ze heel lang volgehouden, ook toen de stakingen maar voortduurden. Er zat ook geen consistentie in hun houding. De vut-discussie bijvoorbeeld moest telkens op een ander spoor worden gevoerd. Iedere keer kwamen ze weer met een ander verhaal.”

Visser betoogt dat de bonden in vergelijking met het ultimatum dat was gesteld, nauwelijks iets hebben hoeven inleveren. “Dat betekent dat we het akkoord ook vijf weken eerder hadden kunnen afsluiten. Dan hadden we niet hoeven te staken.” Omdat uiteindelijk een doorbraak ontstond nadat een nieuwe onderhandelingsdelegatie van werkgevers was aangetreden, stelt Visser vast dat de werkgevers eerder op bestuurlijk niveau hadden moeten ingrijpen.

Minstens even tevreden met de afloop van de staking is actie-coördinator Gijs Rijsdijk. “Meer dan 100 procent”, zegt hij eveneens in FNV Magazine. “De leden van de Bouw- en Houtbond FNV laten niet met zich spotten. Dat signaal is de afgelopen weken heel krachtig overgebracht aan de werkgevers”. Dat de staking zo langdurig en massaal was, was niet de doelstelling van de bonden. “Wij hebben actie gevoerd met als inzet een goede cao. En we hebben de staking volgens ons scenario kunnen laten verlopen.” Rijsdijk legt uit dat het onderdeel van de strategie was om de werkgevers de gelegenheid te bieden op hun schreden terug te keren. Die kansen hebben ze bewust een aantal keren laten verlopen. “Achteraf kun je vaststellen dat ze ons hebben willen verleiden tot het voeren van acties die de vakbeweging zouden aantasten. Dat is niet gelukt.”

Wel tekent hij aan dat in de evaluatie straks goed moet worden gekeken naar de vorm waarin toekomstige acties moeten worden gegoten. Is de landelijke staking voor onbepaalde tijd ook voor de toekomst de beste vorm? Of moet je andere vormen bedenken? Rijsdijk: “Het gaat uiteindelijk om de vraag hoe je de economische kwetsbaarheid van bedrijven het beste benut. Want daar draait het bij een staking om.”

Wat Gijs Rijsdijk vooral op de been hield, was het persoonlijke contact dat hij zo nu en dan had met de stakers. Hoewel hij bijna voortdurend op zijn post moest zijn op het landelijk actiecentrum in Woerden, kon hij af en toe even weg voor een “oppepper”, bijvoorbeeld om het woord te voeren op een terugkomdag. “Dat was een verademing”, zegt hij. “Daar zat je echt tussen de stakers. Daar voelde je het draagvlak van de acties aan den lijve. Daar zag je de bereidheid om dóór gaan. Wat ook veel steun gaf was het feit dat we, vooral in het begin, mensen tot geduld moesten manen, ze moesten verzoeken om nog even niet in staking te gaan omdat dat beter in onze strategie paste. Uit alles bleek dat onze actiepunten het hart van de arbeidsvoorwaarden van de mensen raakten.” Met bewondering zegt Rijsdijk het werk te hebben gevolgd van de meer dan elfhonderd leden van het stakingskader die zich hebben ingespannen om de actie mee vorm te geven. “Het actiekader heeft zich geweldig geweerd. Het heeft een prestatie van formaat geleverd.”


4. DE GEVOLGEN

“Ik heb niet het gevoel dat er diepe wonden zijn geslagen”

Als het werk weer is hervat, kan de winst- en verliesrekening van de staking worden opgemaakt. Wat is de schade die aan de werkgevers is toegebracht en wat heeft de staking de bonden gekost? Maar ook: welke gevolgen hebben de acties voor de verhoudingen in de bedrijfstak? “Een staking laat altijd diepe sporen na maar we hebben er nu een streep onder gezet”.

De balans wordt opgemaakt
Na de staking gaan werkgevers en werknemers in de bouw en het stukadoorsbedrijf snel over tot de orde van de dag. De bedrijven maken dankbaar gebruik van de mooie zomer die volgt om iets goed te maken van de achterstand die in het voorjaar is opgelopen. Bij de bonden wordt een feestje gevierd om het personeel en het actiekader te bedanken voor de grote inspanning die is geleverd. Maar ook daar geldt dat in de actieperiode veel regulier werk is blijven liggen dat moet worden ingehaald. In de weken die volgen op de staking kan worden begonnen met het opmaken van de balans. Wat hebben de acties gekost, wat zijn de gevolgen ervan voor de verhoudingen in de bedrijfstak en hoe worden de bij cao gemaakte afspraken verder uitgewerkt?

Wat dat laatste betreft, vraagt met name de vut-regeling die in de bouw is afgesproken de aandacht. De Bouw- en Houtbond FNV gaat meteen aan het werk om de nieuwe regeling voor de eigen leden te optimaliseren. Het gaat daarbij vooral om het praktisch invullen van de mogelijkheid om individueel bij te sparen voor een betere uitkering. De bond sluit een overeenkomst met FNV ledenverzekeringen, die een speciaal spaarplan ontwikkelt en exclusief aanbiedt aan leden. Op tal van informatiebijeenkomsten in het land wordt de achterban geïnformeerd over de nieuwe vut-regeling en de mogelijkheden tot bijsparen.

De jaarvergadering op 29 en 30 mei in Noordwijkerhout is het eerste goede moment om met de bondsraad na te praten over de staking. Bondsvoorzitter De Vries gaat in zijn openingstoespraak in op de strategie van de werkgevers. Die kwamen naar de onderhandelingstafel met de opdracht van de centrale werkgeversorganisatie VNO/NCW om hard in te zetten op flexibilisering, maatwerk zonder zeggenschap, afbraak van de vut en de sociale zekerheid. De centrale werkgevers lieten zich volgens De Vries op hun beurt inspireren door het beleid van het paarse kabinet. De werknemers boden op historische wijze weerstand. Ruim 36.000 stakers bewezen dat de vakbeweging, en in het bijzonder de bouwbonden, niet met zich laat sollen. “Daarmee werd”, aldus de bondsvoorzitter, “tevens een antwoord gegeven aan wetenschappers en anderen die de positie van de vakbeweging als zwak kenmerken en haar draagvlak onder de werknemers smal noemen.”

Gijs Rijsdijk spreekt op de jaarvergadering zijn waardering uit voor het actiekader, de regionale actieteams en het landelijk actiecomité voor hun inzet. Zonder de acties, zo is zijn overtuiging, zouden er slechte cao’s zijn afgesloten. Op de jaarvergadering moet nog een laatste formeel besluit worden genomen aangaande de acties. De staking in het stukadoorsbedrijf wordt officieel als beëindigd verklaard.

De financiële gevolgen
Inmiddels is door alle partijen druk gerekend om een beeld te krijgen van de financiële gevolgen van de staking. De meest interessante vraag, namelijk welke schade de werkgevers in de bouw- en het stukadoorsbedrijf hebben geleden, kan zelfs niet bij benadering worden beantwoord. Er spelen zoveel materiële en immateriële zaken mee, dat elke poging om een betrouwbaar totaalcijfer te produceren, tot mislukken is gedoemd. Om maar een paar elementen te noemen: terwijl er niet werd gewerkt zijn vaste lasten doorgegaan en hebben kostbare machines stilgestaan, er zijn schadeclaims betaald voor het te laat opleveren van werken, er is goodwill verloren gegaan, er is sprake geweest van renteverlies en achteraf zijn er extra overuren uitbetaald om de achterstand in te lopen. Daar staat tegenover dat werkgevers over stakingsdagen geen lonen hebben betaald en dat sommige bedrijven van de staking hebben geprofiteerd omdat ze toevallig met een tijdelijk gebrek aan werk kampten. De enige zekerheid die bestaat, is dat de schade vele honderden miljoenen guldens beloopt. Het Onderlinge Garantie-instituut Bouwbedrijf, een soort weerstandsfonds van de bouwwerkgevers, waarop georganiseerde bedrijven een deel van de financiële schade kunnen verhalen, geeft geen informatie over de hoogte van de ingediende claims. Wel is bekend dat er onvoldoende geld in kas is om alle claims te honoreren. Tot overmaat van ramp krijgen de werkgevers daarom een rekening om het fonds te spekken.

Voor de bonden is de rekensom wat eenvoudiger te maken. Zij hebben in totaal tegen de negentig miljoen gulden uitgegeven. De Bouw- en Houtbond FNV betaalde zo’n 53 miljoen aan stakingsuitkeringen en daarnaast nog een kleine tien miljoen aan organisatiekosten. Tweederde deel van de stakingsuitkeringen komt ten laste van de centrale weerstandskas van de FNV. Nog in 1995 worden maatregelen genomen om het fonds van de vakcentrale weer op peil te brengen door middel van een financiële impuls van de aangesloten bonden. De Bouw- en Houtbond FNV brengt de eigen stakingskas ook weer op orde door een dotatie vanuit het bondsvermogen. Een gevolg daarvan is wel dat de bondshuishouding het moet doen met minder inkomsten vanuit de rente van dat vermogen.

Tegen het einde van 1995 krijgt de actie nog een lastig staartje als de Hout- en Bouwbond CNV op eigen houtje besluit om al zijn leden die hebben meegedaan aan de staking een bedrag van honderd gulden uit te keren. Op de werkplek leidt dat hier en daar tot irritatie bij leden van de andere bonden die dat geld niet krijgen. Het bondsbestuur van de Bouw- en Houtbond FNV beraadt zich uitvoerig over de situatie maar besluit toch hetzelfde gebaar niet te maken. In een brief aan alle stakers wordt daarover verantwoording afgelegd. Algemeen secretaris Ad Kamp legt uit dat de extra uitkering niet past in de bepalingen van het uitkeringsreglement dat door de FNV voor alle FNV-bonden is vastgesteld. En verder dat zo’n uitkering de bond enkele miljoenen guldens zou kosten. Een dergelijke aderlating heeft tot gevolg dat of de contributie extra moet worden verhoogd of dat er meer geschrapt moet worden in het takenpakket. “Op korte termijn kan het bedrag van die honderd gulden als een ‘aardigheidje’ worden beschouwd voor de stakers, doch op langere termijn kan het ten koste gaan van de kwaliteit van ons werk en de daadkracht van de bond”, zo schrijft Ad Kamp. Hij maakt ook duidelijk ontstemd te zijn over de wijze waarop de Hout- en Bouwbond CNV de afspraken van “samen uit, samen thuis” in het kader van de acties heeft geschonden.

De verhoudingen in de bedrijfstak
Bij velen in de vakbeweging ligt nog vers in het geheugen hoe na de bouwstaking van 1990 de verhoudingen in de bedrijfstak voor lange tijd verstoord waren. Dat leidde toen onder meer tot problemen in het bouwberaad, het overlegorgaan van werkgevers- en werknemersorganisaties. Het is de vraag hoe partijen zich dit keer ten opzichte van elkaar zullen opstellen, nu het conflict omvangrijker en grimmiger was. De bonden kiezen voor een realistische benadering. De ruzie is beslecht, er moet weer gewerkt worden en de sociale partners hebben elkaar nodig om de vele problemen in de bedrijfstak te lijf te gaan. De werkgeversorganisaties blijken op dezelfde golflengte te zitten. Inmiddels heeft Elco Brinkman het voorzitterschap van het AVBB op zich genomen en hij doet dat met verve. Enkele maanden na zijn aantreden maakt hij in een interview met FNV Magazine gewag van de saamhorigheid die hij in de bedrijfstak heeft aangetroffen, ook tussen werkgevers en werknemers. Desgevraagd gaat hij in dat verband in op de staking die is uitgevochten op het moment dat hij op het punt stond zijn nieuwe functie te aanvaarden. Brinkman: “Er zijn harde woorden gevallen en de staking heeft beide partijen handenvol geld gekost. Maar toch heb ik niet het gevoel dat er diepe wonden zijn geslagen. Ik heb geen aanwijzingen dat de verhoudingen ernstig zijn verstoord. Partijen realiseren zich dat ze samen verder moeten.” Brinkman zegt het als één van zijn opdrachten te beschouwen om meer samenhang tot stand te brengen binnen het AVBB. De lidverenigingen hebben weliswaar veel gemeen maar de onderlinge verschillen zijn desondanks groot. De nieuwe AVBB-voorzitter geeft toe dat die verschillen er de oorzaak van zijn dat de staking langer heeft geduurd dan nodig was. Enige tijd later spreekt ook NVOB-directeur mevrouw Dekker verzoenende woorden. “Een staking laat altijd diepe sporen na maar nu hebben we er zeer zeker een streep onder gezet”, zegt ze tegen FNV Magazine. In haar visie is in het laatste cao-overleg teveel uitgegaan van winnaars en verliezers en ze heeft daaruit de les getrokken dat “onderhandelingen niet meer vanuit ingegraven posities dienen te gebeuren”. Tegen die achtergrond bepleit ze meer en beter onderling overleg. “De cao-onderhandelingen behoren het sluitstuk van dat overleg te zijn”, aldus mevrouw Dekker. Ook de stukadoorswerkgevers doen weer gewoon zaken met de bonden.

Anders dan op het niveau van de organisaties, zijn er wel problemen bij individuele bedrijven. In de maanden na de staking klagen nogal wat werknemers bij de bond over moeilijkheden die zij ondervinden als gevolg van hun deelname aan de actie. De rancuneuze sfeer die in sommige bedrijven is blijven hangen, dreigt de verhoudingen daar voor langere tijd parten te spelen. Op de landelijke kaderdag, waarmee de Bouw- en Houtbond FNV in september traditioneel een nieuw werkseizoen opent, staat dat jaar een discussie op het programma tussen Roel de Vries en Elco Brinkman. Daarin komt ook de spanning aan de orde die zich in een aantal bedrijven nog voordoet. Brinkman belooft bij die gelegenheid alles te doen wat in zijn vermogen ligt om ook op bedrijfsniveau de relatie tussen werkgevers en werknemers weer te normaliseren.

Cao’s worden algemeen verbindend verklaard
Tijdens het najaarsoverleg van de regering en de Stichting van de Arbeid praat minister Melkert van Sociale zaken en Werkgelegenheid met werkgevers- en werknemersorganisaties over de cao’s die tot stand zijn gekomen. Hij laat zich overtuigen van de serieuze inspanning die partijen doen om meer werkgelegenheid te scheppen. Hij trekt zijn aanvankelijke dreigement in om cao’s die niet aan bepaalde voorwaarden op dat punt voldoen, zoals de invoering van lage inloopschalen, niet algemeen verbindend te verklaren. Dat komt hem te staan op een reprimande van VVD-fractieleider Bolkestein, die daarbij met name de bouw-cao op de korrel neemt. Daarin liggen de laagste loonschalen rond 40 procent boven het minimumloon en dat is volgens de fractieleider van de VVD slecht voor de werkgelegenheid. Hij spreekt van een “loonkartel”. Bolkestein vindt het asociaal dat een bouwondernemer geen mensen in dienst kan nemen voor een loon dat 25 procent boven het minimum ligt. Bram Visser reageert in het openbaar op de uitlatingen van Bolkestein. “Het is de politiek geweest”, zegt hij, “die het minimumloon heeft doen achterblijven bij de gemiddelde loonstijging in de cao’s. Daardoor is het gat ontstaan tussen het minimumloon en de loonschalen in de contracten. Dat verwijt hoort dus niet bij de vakbeweging terecht te komen.” Afgezien daarvan meent Visser dat het onverstandig is om cao’s niet algemeen verbindend te verklaren. “Het is goed voor de arbeidsverhoudingen en het zorgt voor rust op de arbeidsmarkt”, meent hij. Half februari 1996 wordt de discussie gesloten als de minister de bouw-cao grotendeels algemeen verbindend verklaart. Op enkele punten wordt vooralsnog een uitzondering gemaakt omdat de teksten niet aan bepaalde juridische eisen zouden voldoen. De cao voor de stukadoors is al eerder algemeen verbindend verklaard.

Naar nieuwe vormen van actie?
Kort na de staking wijst het bestuur van de Bouw- en Houtbond FNV een commissie aan die de opdracht krijgt een evaluatie van de acties voor te bereiden. De commissie begint in het najaar aan haar werk. Ze verzoekt districten, ondersteunende afdelingen en individuele betrokkenen hun op- en aanmerkingen te geven over de acties en interviewt een aantal sleutelfiguren. Aan de hand van het verzamelde materiaal wordt een evaluatierapport opgesteld, dat in februari 1996 wordt gepresenteerd. De commissie concludeert dat, ook achteraf bezien, het draagvlak voor de inzet van de actie breed was en dat het resultaat unaniem als de moeite waard werd beschouwd. Ook wordt ingegaan op de wijze van actievoeren. De landelijke werkstaking voor onbepaalde tijd, de traditionele vorm van actievoeren in de bouw, heeft twee kanten, zo oordeelt de evaluatiecommissie. Het is een krachtig actiemiddel maar tevens de achilleshiel van de bonden. Immers, een echt langdurige staking trekt een zware wissel op het doorzettingsvermogen van de stakers en kost handenvol geld. Aanbevolen wordt daarom te onderzoeken of er ook andere vormen van actie kunnen worden aangewend die even effectief zijn maar de genoemde nadelen minder kennen. Die aanbeveling wordt door het bondsbestuur overgenomen.


KADERTEKSTEN UIT HAKKEN IN HET ZAND

Bouw zes keer eerder plat
De staking van bouwvakkers en stukadoors in het voorjaar van 1995 was de zevende sinds de Tweede Wereldoorlog. Het werd de grootste toen het record van 410.000 stakingsdagen uit 1960 werd overschreden.

  1. Nadat begin 1960 een principe-akkoord over een nieuwe cao was afgesloten, weigerden de werkgevers dat te tekenen. Met hun wens om de verbeteringen in de arbeidsvoorwaarden door te berekenen aan de opdrachtgevers, kwamen ze in conflict met het toen bestaande College van Rijksbemiddelaars. Na een staking van twee weken en de tussenkomst van minister De Pous van Economische zaken, gingen ze door de bocht. Aan de actie deden bijna veertigduizend werknemers mee.
  2. In 1970 was de inzet een eenmalige uitkering van vierhonderd gulden om het evenwicht te herstellen tussen vast personeel in de bouw en personeel dat via koppelbazen werd ingehuurd. In september braken er overal in het land stakingen uit, waaraan naar schatting twintigduizend werknemers meededen. Op sommige plaatsen lag het werk vier weken stil. Toen het de werkgevers niet lukte de staking door de rechter te laten verbieden, keerden ze terug naar de onderhandelingstafel. De bouwvakkers kregen hun vierhonderd gulden.
  3. Ruim een half jaar later was het weer raak. In mei 1971 gingen bouwvakkers in staking vanwege het uitblijven van een nieuwe cao. Oud VNO-voorzitter Bosma kwam er als bemiddelaar aan te pas om de besprekingen vlot te trekken. Gedurende drie weken legden in totaal twaalfduizend mensen het werk neer.
  4. In 1977 liep het cao-overleg opnieuw vast. Op 7 februari brak een staking uit. Twee weken later werd een principe-akkoord gesloten maar de werkgevers kwamen op de gemaakte afspraken terug. Toen de bonden dreigden de acties te verscherpen, gingen de werkgevers alsnog overstag. De bonden telden 6400 stakers.
  5. Acht jaar bleef het rustig in de bedrijfstak totdat er een cao-conflict ontstond in 1985. Ondanks de enorme werkloosheid van dat moment, bleek de actiebereidheid groot. Tienduizend werknemers legden het werk neer. Na drie weken staken werd met Pinksteren een akkoord bereikt.
  6. In 1990 ontstond een breuk in het cao-overleg toen de werkgevers weigerden in te gaan op de eis van de bonden om een gemiddelde werkweek van 36 uur overeen te komen. Na bijna drie weken werd die eis toch ingewilligd en konden zestienduizend stakers het werk hervatten

 

All you need is…grote handen
“Ik hou van mannen met grote handen. Kunnen jullie me helpen?” Met dat verzoek wendde een jonge vrouw zich tot het populaire televisieprogramma All you need is love van Veronica, dat kijkers een handje helpt op het gebied van relaties. Tja, waar haal je zo gauw mannen met grote handen vandaan, vroegen de programmamakers zich af en ze kwamen op het idee om het in de bouw te proberen. En waar tref je meer bouwvakkers aan dan op de terugkomdag in Utrecht waar de stakende bouwvakkers uit Noord-Holland en Midden-Nederland zich op 6 april hadden verzameld. Presentator Robert ten Brink ging naar de Jaarbeurshallen en riep vanaf het podium belangstellende bouwvakkers op zich te melden. Later dwaalde hij met een levensgroot portret van het bewuste meisje rond tussen zevenduizend bouwvakkers en stukadoors op zoek naar een kerel met grote handen. Gegadigden genoeg, zo bleek. Het resultaat van de speurtocht was te zien in de uitzending van 11 april.

(FNV Magazine, 20 april)

 

“Opknopen die hap!”
“Jij bent van de vakbond zeker? Opknopen die hap!” Zo werd beleidsmedewerker Wim Eshuis van de Bouw- en Houtbond FNV begroet bij een Utrechtse discotheek, die wordt omgebouwd tot hardrockcafé. Eshuis verscheen met enkele kaderleden op het werk in de tweede week van de bouwstaking.

Terwijl hij met de uitvoerder stond te overleggen waar hij met de aanwezige bouwvakkers en stukadoors een praatje kon maken, verschenen er twee potige knapen, vermoedelijk de lijfwachten van de eigenaars van het café. Zij maakten duidelijk niet van vakbondsmensen te zijn gediend: “opsodemieteren”. De bondsmedewerker maakte nogmaals duidelijk dat hij wilde praten met de bouwvakkers. Wim Eshuis: “Toen kwam één van de twee op me af, pakte me beet en gaf me een flinke duw. Ik verloor mijn evenwicht en viel op de grond. Ik klapte met mijn hoofd tegen de vloer. Gelukkig had ik een helm op.”

Eshuis krabbelde overeind maar werd opnieuw aangepakt en hardhandig tegen een steiger gesmeten. Daarna wist hij zich los te rukken en maakte zich uit de voeten. Buiten schreef hij nog wel enkele bouwvakkers als staker in. De beleidsmedewerker heeft bij de politie aangifte van mishandeling gedaan.

Pikant detail: Henk Westbroek, radiopresentator en één van de eigenaars van het betreffende café, vertelde een paar weken eerder in FNV Magazine uitvoerig over de verbouwing van zijn tent. Hij zei er toen niet bij dat de bond tijdens stakingsacties die tent letterlijk wordt uitgeschopt.

(FNV Magazine, 6 april)

 

“Hij kan nu mooi helpen met de tweeling”
Echt een verrassing was het niet voor Anneke Wieling (36) uit Delfstrahuizen dat haar man een paar weken geleden opeens halverwege de dag thuis kwam. “Er werden in de buurt wel meer bouwplaatsen platgelegd, dus ik verwachtte hem elk moment thuis”, zegt ze. Haar man Ate (40) is voeger en zoals veel collega’s in staking. “Ik sta daar helemaal achter”, zegt Anneke, “want de mensen hebben recht op een goede cao.” Maar los daarvan, ze vindt het beslist niet erg dat haar man thuis is. “Het is allemaal wat anders dan anders, zeg maar een beetje een vakantiegevoel. En we hebben een tweeling van anderhalf, daar kan ik best wat hulp bij gebruiken. We doen nu samen de kinderen in bad. Doordat hij ook stofzuigt, afwast en eens een aardappeltje schilt, kan ik dingen doen waar ik anders nooit tijd voor had. Voor mij hoeft de staking niet zo snel afgelopen te zijn.”

(Stakingskrant, 12 april)

 

“Het moet niet te lang duren”
Jacqueline Zwezerijnen (45) uit Nieuwegein vindt het prima dat haar man Han (45) staakt. Hij is timmerman en is nu al een week of vier thuis. “Hij is aan het knokken voor een goede cao en dat is natuurlijk een goede zaak. Maar het lijkt erop dat het conflict helemaal vastzit. Bij de staking in het streekvervoer hoorde je bijna dagelijks dat er ontwikkelingen waren maar nu wordt er helemaal niet meer gepraat. Daar ben ik niet blij mee want daardoor lijkt het een beetje uitzichtloos. Het is natuurlijk best gezellig dat hij thuis is maar de stakingsuitkering is geen vetpot. Het gaat nu nog wel maar als het te lang duurt gaan we het wel voelen. We hebben nog vier kinderen thuis en ik heb ook geen baan. Ik hoop dat er weer snel wordt gepraat en dat er dan een goede cao komt. Want het is natuurlijk ook niet de bedoeling dat er bedrijven kapot worden gestaakt.”

(Stakingskrant, 12 april)

 

“Het loon maakt mij niet eens zoveel uit”
Metselaar Jan Sijm wil over twee jaar met de vut. Hij vindt dat hij daar recht op heeft, maar hij is bang dat de werkgevers zijn plannen willen doorkruisen. Daarom is hij in staking gegaan. “De vut is voor mij de belangrijkste reden om te staken maar ik ben dan ook al 55 jaar.”

Toch kijkt Jan Sijm niet alleen naar zijn eigen belang. “Het loon maakt mij niet eens zoveel uit. De sociale verzekeringen worden langzaam maar zeker afgebroken, dat vind ik veel erger. Daar moet iets tegen gedaan worden, anders blijft er weinig meer over.” Hij ergert zich ook aan het voorstel van de werkgevers om de werktijden te versoepelen en de overwerktoeslag af te schaffen. “Die voorstellen moeten van tafel”, vindt Sijm. Over het verloop van de staking is hij heel tevreden. “Tot nu toe gaat het allemaal heel ordelijk, dat heb ik ook wel eens anders meegemaakt”, zegt hij. Sijm staakt dus niet voor de eerste keer maar hopelijk wel voor het laatst.

(Stakingskrant, 30 maart)

 

“Voor een goede cao heb ik wel wat over”
H. Tikici is een staker van het eerste uur. Hij werkte op een project aan de Nieuwezijds Kolk in Amsterdam dat meteen de eerste dag werd plat gelegd. “We hebben een goede discussie in de keet gehad. Er waren er maar een paar die niet gingen staken. Zelf hoefde ik niet lang na te denken. Ik wil gewoon een goede cao. Voor mij zijn vooral de aanvullingen op de WAO en de WW van belang. En het vakantiegeld natuurlijk.” Over de vut maakt de 33-jarige betonafwerker zich minder druk. “Daar ben ik nog te jong voor, dat is nog zo ver weg.” Toch heeft hij er al dik zeventien jaar in de bouw opzitten. Tikici denkt de staking lang vol te kunnen houden. “Het kost me per week bijna tweehonderd gulden want zolang ik staak krijg ik geen vakantiebonnen. Toch staak ik door. Voor een goede cao heb ik wel wat over. Hoe lang ik het volhoud durf ik niet te zeggen maar voorlopig ga ik nog wel even door.”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

1995 naoorlogs stakingsrecord
Uit CBS-cijfers blijkt dat in Nederland vorig jaar 55.000 werknemers hebben gestaakt. Hierbij gingen in totaal 692.000 arbeidsdagen verloren. Dat is een naoorlogs record. Vergeleken met de andere landen in de Europese Unie is de stakingsomvang desondanks geen uitschieter.

In 1995 werd in ons land voornamelijk gestaakt in de bouw. Daarbij gingen 634.000 arbeidsdagen verloren. Dat is 175.000 gestaakte dagen meer dan bij de grote bouwstaking in 1960. Daarnaast werd in 1995 onder meer actie gevoerd in de sector vervoer, opslag en communicatie en in het onderwijs.

Het totale aantal van 692.000 gestaakte dagen was tienduizend meer dan in het jaar 1946, tot dusverre het recordjaar in de naoorlogse periode. In dat jaar werd op een breed front gestaakt, onder meer in de industrie, in de sector transport, opslag- en communicatie en in de bouw. Andere topjaren waren 1973 toen bijna alleen in de industrie 598.000 stakingsdagen genoteerd werden en 1960 met 526.000 stakingsdagen, waarvan 459.000 in de bouw.

Vergeleken met de andere landen in de Europese Unie wordt in Nederland over het algemeen weinig gestaakt. Uit de meest recente cijfers van het Statistisch Bureau voor de Europese Gemeenschappen blijkt dat in 1994 in de twaalf landen van de Europese Unie 114 werkdagen per duizend werknemers verloren gingen. In Nederland was dat in 1994 maar acht werkdagen per duizend werknemers. In 1995 is dit opgelopen tot 121. Ondanks het feit dat voor Nederlandse begrippen 1995 een recordstakingsjaar was, kwam het niveau maar iets uit boven het gemiddelde van de Europese Unie in 1994.

(Persbericht Centraal Bureau voor de Statistiek, 17 april 1996)

 

“Je moet ook van het leven kunnen genieten”
“Het werk in de bouw is te zwaar om ook nog op zaterdag te moeten werken”, zegt Renske Augustijn (38) uit Noordwolde. Zij kan ervan meepraten, want zowel haar man Anton (40) als haar zoon Arjan (17) zijn opperman. “Werken is leuk maar er is meer in het leven. Daarom is een goede vut-regeling ook zo belangrijk. Je moet toch ook nog van het leven kunnen genieten? De staking is in het belang van ons gezin.” Het ongemak ervan neemt zij daarom voor lief. “Het heeft trouwens best voordelen. Normaal gaat Anton om een uur of tien naar bed, nu kan hij ‘_ avonds om elf uur nog een voetbalwedstrijd zien. En ze zijn samen lekker in de tuin bezig. Dat had ik anders moeten doen of ze hadden het in het weekend moeten doen. Ik sta vierkant achter de staking. Maar geloof mij, uiteindelijk zouden ze veel liever werken dan staken. Ze vinden het werk gewoon mooi”.

(Stakingskrant, 12 april)

 

“Over vier jaar wil hij ermee stoppen”
Margo Overbeek (44) uit Lopik staat vierkant achter de acties en vindt het dus ook prima dat haar man Bep (52) staakt. “Hij heeft vanaf z’n veertiende gewerkt en wil er over ruim vier jaar graag mee stoppen. Dat zien we nu in gevaar komen. Hij merkt al dat hij wat ouder wordt. Hij heeft soms rugklachten en last van zijn nek. Dan is hij weer een paar dagen ziek thuis.” Ook het voorstel om oudere werknemers minder te gaan betalen is in Lopik in totaal verkeerde aarde gevallen. De werkgevers hebben deze suggestie tijdens de onderhandelingen gedaan. “Dat is een heel belangrijk punt. Het komt er eigenlijk op neer dat we ons spaarpotje weg moeten doen. Terwijl we er naar toe leven dat hij stopt met werken.” Bep is metselaar maar kan zich thuis ook uitstekend vermaken. “Hij heeft allerlei hobby’s en we lopen elkaar niet in de weg.”

(Stakingskrant, 12 april)

 

“Bijna had ik ook moeten staken”
Bijna had Marijke Mol (39) ook moeten staken. Maar in het bankbedrijf, waar zij werkzaam is, kwam het allemaal net op tijd op z’n pootjes terecht. Het zou voor haar na achttien jaar werken de eerste keer zijn geweest. Haar man Ruud (41) is nu wel aan de beurt. Ze staat er volledig achter. Vooral de dreigende aantasting van de vakantierechten zit haar hoog: “De vakantie is juist een extra dure tijd, daar moet je dan wel geld voor hebben.” Maar ook de vut is voor haar een heikel punt: “Als je je leven lang hard hebt gewerkt, moet je op een fatsoenlijke manier kunnen stoppen met werken.” Van verveling bij haar man is geen sprake. “Hij heeft nu tijd voor dingen waar hij anders niet aan toe komt. Lezen en een beetje rommelen. En hij doet wat klusjes in huis, schilderen en zo. Wat mij betreft mag de staking nog wel even duren”, grapt Marijke.

(Stakingskrant, 12 april)

 

“Hij heeft langer gestaakt dan gewerkt”
Mark Kwant uit Almere (17) was net twee weken aan zijn eerste baantje begonnen. Nu staakt hij alweer drie weken. Als een speer werd hij lid van de Bouw- en Houtbond FNV. Vader Ruud (40) werkt ook in de bouw maar staakt niet. “Ik werk bij een klein bedrijf met maar vier mensen”, verklaart hij. Maar dat wil niet zeggen dat hij niet achter de staking staat. “Natuurlijk, mijn zoon voert actie in het belang van hemzelf maar ook van alle werknemers die onder de bouw-cao vallen.” Vader en zoon hebben het er even over gehad toen de staking er aan zat te komen. Ze waren het er snel over eens. “Maar”, zegt Ruud Kwant, “hij is echt liever aan het werk dan dat hij staakt. Nu gaat hij nog één dag in de week naar school en de rest van de tijd moet hij zichzelf vermaken. Een beetje koffie drinken en televisie kijken. Verder doet hij niet veel. Van hem mag de staking best snel voorbij zijn.”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

“We houden het lang vol als het nodig is”
“Vijfendertig jaar zit ik in de bouw. Al die tijd hebben we onze rechten opgebouwd en nu willen ze die weer afbreken. Daar komt niks van in.” Berend Boer (50) woont in Zuid-Laren en is meteen op de eerste dag van de bouwstaking in actie gekomen. Hij is metselaar/voeger van zijn vak. Altijd al geweest. “Het is een leuk vak”, zegt hij, “maar ik heb het in de loop van de tijd minder leuk zien worden. Dat komt door de werkdruk. Vroeger legde je op een dag ook duizend stenen weg maar toen deed je dat in negen uur. Tegenwoordig moet je hetzelfde presteren in kortere tijd. En dat is allemaal nog tot daaraan toe maar dan moeten ze niet ook nog eens je vrije zaterdag en je overwerkvergoeding af gaan pakken.” Berend Boer denkt dat hij en zijn collega’s het lang volhouden als dat nodig is. “De actiebereidheid is groot. We staan ergens voor. En we willen winnen.”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

“Mijn toekomst mag niet verloren gaan”
“Ik wil graag nog heel lang in de bouw blijven werken. En niet nu al mijn toekomst verloren zien gaan. Dat is voor mij persoonlijk de inzet van de staking.” Dat zegt Gerda Scholte uit Wildervank. Ze is achttien jaar (“bijna negentien”) maar toch al twee jaar als timmervrouw actief terwijl ze een opleiding volgt bij de Stichting Vakopleiding Bouwbedrijf. Waarom ze voor het bouwvak gekozen heeft? “Ik vind het heerlijk om met mijn handen te werken en de bouw is mooi. Maar dan wel met een goede cao. Ik ben nog heel jong en ik wil niet dat het nu al bergafwaarts gaat met mijn rechten. Het is de moeite waard om daarvoor in actie te komen.”

Het lijkt een beetje eenzaam om als vrouw tussen al die stoere mannen rond te slenteren op de terugkomdag van de stakers in de Groningse Martinihal. Maar dat is schijn. Gerda komt voortdurend kennissen tegen die een praatje willen maken. Het zijn collega’s met wie ze samenwerkt of met wie ze in het verleden heeft gewerkt. “Ik heb een jaar in de Eemshaven gezeten en daar ken ik nog een hoop jongens van.”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

“Mijn werkgever staat er helemaal achter”
“Het is de eerste keer dat ik staak. Ik vind het niet makkelijk maar voor een betere toekomst is het gewoon nodig.” Stukadoor Jakko de Vries (25) uit Alkmaar is sinds 15 maart in staking. Hij staakt niet voor één bepaald onderwerp. “Het gaat mij om het geheel. Er moet gewoon een goede cao komen maar ik maak me het meest kwaad over het voorstel om te korten op het loon van zieke werknemers. Ziek zijn is al vervelend genoeg en dan zou je daar nog eens voor gestraft worden ook. Dat vind ik asociaal.”

Jakko werkt bij een groot stukadoorsbedrijf uit Volendam. “Alle collega’s zijn tegelijk in staking gegaan. Zelfs mijn werkgever staat er achter. Hij is het helemaal niet eens met de werkgeversorganisatie maar daar heeft hij nou eenmaal weinig in te brengen. Hij moet ook maar luisteren naar wat ze daar van hogerhand bedacht hebben.”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

“Als we allemaal doorgaan, winnen we wel”
“De mensen zeggen wel dat de jongeren zich niet druk maken om de vut maar zo zit het niet. Ik vind een goede vut-regeling wel degelijk belangrijk.” Dat zegt metselaar Wim van der Zon. Wim is 26 jaar en voor het eerst van zijn leven in staking gegaan. Het kostte hem geen enkele moeite om het werk neer te leggen. Want als het zover is, wil hij ook nog van de vut kunnen genieten. Maar dat is niet zijn enige zorg. “Er moet een goede cao komen, de vut vormt daarvan een belangrijk onderdeel, maar uiteindelijk gaat het natuurlijk om het geheel.” Over de afloop van de staking is Wim van der Zon optimistisch. “Ik vind het tot nu toe heel goed gaan, ook al merk je van de werkgevers heel weinig. Van mijn eigen werkgever heb ik in ieder geval nog niets gehoord. Toch staak ik gewoon door. Als we allemaal doorgaan, winnen we wel. Daar ben ik van overtuigd.”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

Johan Stekelenburg: “Het ging om méér dan de cao”
“De werkgevers hadden zich duidelijk een doel gesteld dat verder ging dan het beperkt houden van de loonkosten”, zegt FNV-voorzitter Johan Stekelenburg. “Ze wilden uitvechten wie het in de bedrijfstak voor het zeggen heeft, de werkgevers of de bonden. Dat doen ze niet op eigen houtje, het past in een landelijk patroon.” Dat is volgens Stekelenburg de reden waarom het in het cao-conflict in de bouw zo hard tegen hard ging. Het ging om veel méér dan de komende cao. Stekelenburg raakte in Utrecht onder de indruk van de vastberadenheid van de bouwvakkers en stukadoors. “De mensen waren heel betrokken en gemotiveerd”, zegt hij. “Het is geen kattepis om vijf weken te staken. Ik vind dat de actie uiterst gedisciplineerd is verlopen”. De FNV-voorzitter noemt het verstandig van de bonden dat ze een compromisvoorstel hebben gedaan om uit de impasse te komen. “En het is goed”, zegt hij, “dat dat in alle openheid is gebeurd.” Het initiatief van de bonden werd in het paasweekend met succes beloond.

(Stakingskrant, 20 april)

 

Anton Westerlaken: “Waardering en respect”
“Gelukkig”, zegt CNV-voorzitter Anton Westerlaken, “wordt er weer volop gebouwd in Nederland. De langste bouwstaking in de geschiedenis is verleden tijd omdat er eindelijk een cao-akkoord ligt dat de moeite waard is. Vijf weken lang is met verve actie gevoerd voor zekerheid voor de werknemers.” Westerlaken heeft het bereiken van een principe-akkoord als goed nieuws verwelkomd. Met name over de afgesproken vut-regeling is hij tevreden. Westerlaken hoopt verder dat er extra banen ontstaan door de invoering van een inloopschaal in de cao. De CNV-voorzitter zegt ervan overtuigd te zijn dat zo’n langdurige actie voorkomen had kunnen worden. “Het duurt meestal even voor de redelijkheid van de bonden bij de werkgevers is doorgedrongen. Bij de bouwwerkgevers duurde dat vijf weken.” Westerlaken spreekt met “waardering en respect” over de niet aflatende inzet van stakers, kaderleden en bestuurders van de drie bonden. “Het toont aan dat we graag oplossingen zoeken maar het conflict niet uit de weg gaan.”

(Stakingskrant, 20 april)

 

“Als een zak vuil aan de straat”
Voor en tijdens de staking onderzoeken de media waarom de actiebereidheid zo groot is. De journalisten stuiten daarbij op de grieven van werknemers in de bouw, dikwijls het resultaat van jarenlange frustraties. Een kleine bloemlezing.

“Ik heb vijfentwintig jaar in de bouw gewerkt”, vertelt een bouwvakker. “Mijn rug is versleten. De werkgevers vinden dat ik maar iets anders moet doen.” Hij voorziet dat hij ‘als een zak vuil aan de straat’ wordt gezet als de voorstellen van de werkgevers worden aanvaard. “Dat verdien ik niet.” (Zwolsche Courant, 4 maart)

“Het enige dat nog ontbreekt is een ketting aan ons been. Als we die nog zouden krijgen, zijn we helemáál de slaafjes van de werkgevers.” (…) De verhalen over de verslechterde situatie in de bouw volgen elkaar in rap tempo op. “Kijk eens om je heen. Er zit hier niemand van vijftig jaar of ouder. Die oudere bouwvakkers zijn er niet meer. Ikzelf heb 46 jaar in de bouw gewerkt en ik kan je verzekeren: zeker de laatste jaren is het een slijtageslag.” (Alkmaarsche Courant, 15 maart)

“Staken is niet leuk en het kost iedereen geld: ons, de werkgever en de opdrachtgever”, zegt een man kalm. “Maar ik weet waarom ik nu mòet staken. De werkgevers willen korten op de vakantiebonnen, de vut-regeling wordt slechter en we moeten geld inleveren als we ziek zijn. Vooral dat laatste vind ik erg. Bouwvakker is een zwaar, blessuregevoelig beroep. We staan in weer en wind en hebben snel de griep. Daar kunnen we niets aan doen.” (De Limburger, 15 maart)

“De maat is vol. Wij maken al zulke lange dagen. Met mijn reistijd vanuit Kampen meegerekend, ben ik elke dag minstens tien uur van huis. Ik pas ervoor om zonder overwerktoeslag ook te werken op zaterdag en op andere ongelukkige tijden”, aldus Neijboer. (De Gooi- en Eemlander, 15 maart)

“Ik ben nu 53 en ik wil er ook wel uit als het zover is. De werkdruk is in al die jaren alleen maar gestegen. Hetzelfde werk dat je vroeger met twee, drie man moest doen, doe je nu alleen. Dat komt ook omdat er zo weinig jonge mensen bijkomen. Daarom is die vut zo duur geworden. Maar de bonden moeten voet bij stuk houden en geen water bij de wijn doen. Dat hebben ze al vaak genoeg gedaan.” (De Telegraaf, 15 maart)

“Ik zat in Dordrecht, een woningbouwproject. We zijn met alleman plat gegaan, het ligt nu helemaal stil. De werkgevers willen ook flexibelere werktijden. Dat zou kunnen betekenen dat je de vrije zaterdag kwijt bent. Terwijl daar jaren voor gevochten is. Alles wat na de Tweede Wereldoorlog is opgebouwd, willen ze nu weer afbreken.” (Brabants Dagblad, 17 maart)

Echt leuk is dat staken niet, vertelt Jan. “Maar als het moet gaan we door tot het gaatje.” Want het is tobben in de bouw. In achtentwintig jaar bouwervaring heeft Jan het alleen maar slechter zien worden. Van vroeger toen het nog gezellig was in de bouwput naar het jachtige bouwen van nu.(…) “Nee, het wordt niks meer met de bouw.” (Rotterdams Dagblad, 24 maart)

“Maar ik staak uit overtuiging. Niet alleen om de vut, ook om het werken op zaterdag of ‘_ morgens vroeg of ’s avonds laat zonder extra vergoeding. En voor de jaarlijkse uitkering aan WAO’ers. Die mensen hebben het ook niet breed. De werkgevers hebben in mijn ogen gewoon de arbeidsvoorwaarden verbrand.” (Leeuwarder Courant, 28 maart)

“Het huis wordt prachtig, zeggen mensen die een stukadoor aan het werk zien. Maar wat ze zich niet realiseren is dat daar steeds minder tegenover staat. Het werk van een stukadoor is heel erg zwaar en wordt slecht betaald. Als je uiteindelijk je werk kwijt raakt of arbeidsongeschikt wordt, dan is de sociale zekerheid ook afgebroken. (…) Stukadoren is eigenlijk een prachtig vak maar ik zou niet willen dat mijn zoon erin terechtkwam.” (FNV Magazine, 6 april)

 

Actiekader gáát ervoor
Van ‘morgens vroeg tot ’s avonds laat zijn ze in touw. Voor vele honderden kaderleden van de bouwbonden is er even niks anders onder de zon dan de bouwstaking. En zonder actiekader zou zo’n grootscheepse actie ook ondenkbaar zijn. Ze gáán ervoor. Op naar een goede cao voor bouwvakkers en stukadoors.

Elke ochtend om drie uur staat hij naast zijn bed, nu al drie weken lang. Voor Jan Karsten, bestuurslid van de afdeling Den Helder van de Bouw- en Houtbond FNV, begint dan een lange en inspannende dag. Eerst gaat hij op weg naar zijn plaatsgenoot en mede-afdelingsbestuurder Cor Forrer. Die heeft de koffie dan al klaar staan. Daarna rijden ze samen door een nog uitgestorven Noord-Holland naar de omgeving van Amstelveen, want dat is hun werkterrein.

Ook op deze laatste maandagmorgen van maart zijn ze daar al weer voor dag en dauw aan de slag. Nog een beetje namopperend over de sneeuwstormen die onderweg het zicht belemmerden, stappen ze hun eerste keet binnen. Even later ligt het werk van HBM plat: weer 25 stakers ingeschreven. Voor het overige staan er vandaag vooral controle-werkzaamheden op het programma.

“Je moet de staking steeds blijven uitbreiden maar in dit stadium doen we dat rustig aan”, zegt Cor Forrer, die net als zijn maat is gepokt en gemazeld in het vakbondswerk. “Het komt er nu op aan de staking ook te onderhouden. We rijden dus elke dag een aantal stakingsobjecten af om te kijken of het werk ook werkelijk stil ligt.”

Met de auto gaan de kaderleden de Legmeerpolder in, een grote nieuwbouwwijk. Op vijf, zes plaatsen zijn woningbouwprojecten en ook wordt er een internationale school gebouwd. Bij alle werken stappen ze uit de auto. De rode bodywarmers hebben een dubbele functie. Ze beschermen tegen de snijdende wind èn ze vallen op. “Want”, zegt Karsten, “we gaan niet alleen poolshoogte nemen, we willen ook gezien worden. Het moet duidelijk zijn voor de uitvoerder of wie er eventueel ook op de bouw is achtergebleven, dat de bond de zaak nauwlettend in de gaten houdt.”

Bij het eerste object zijn twee steigerbouwers aan het werk. Het zijn zogenaamde zzp’ers, zelfstandigen zonder personeel. Die vallen niet onder de bouw-cao en hebben in principe dus niks met de acties te maken. “We kunnen vandaag nog wat afmaken maar daarna is er voor ons hier ook niks meer te doen. Dan verdwijnen we vanzelf”, zegt één van de steigerbouwers. Ze laten wel blijken het cao-conflict op de voet te volgen. “Wij zijn gebaat bij goede arbeidsvoorwaarden in de bouw want anders moeten wij ook voor minder aan de slag.”

Op een volgend werk maken Forrer en Karsten een praatje met de uitvoerder, die eenzaam in zijn keet is achtergebleven. Hij informeert of er al schot zit in het cao-overleg. “Het zit muurvast”, krijgt hij te horen. Bij de volgende twee werken is helemaal niemand. “Kijk, dat is het mooiste”, zegt Forrer, “zelfs het hek zit dicht. Ze hebben de hele tent gesloten.”

Tegen het einde van de inspectietocht is het raak. Op een groot woningbouwproject werken vijf metselaars en een opperman. Bij het zien van de bondsmensen lopen ze weg maar even later komen ze toch praten. Ze voelen zich duidelijk betrapt. Het zit ze niet lekker dat ze werken terwijl bijna dertigduizend collega’s in staking zijn. “We zouden graag meedoen maar dan worden we ontslagen. Daar heeft de baas mee gedreigd”, zegt één van de metselaars. Forrer en Karsten noteren het telefoonnummer van de onderaannemer. “Ontslag, dat kan helemaal niet. Geen rechter die dat accepteert. Er is stakingsrecht in Nederland. We zullen de baas bellen en dan komen we terug”, beloven ze. Om elf uur zit de inspectietocht erop. Karsten en Forrer doen nog een bakje koffie in een café vóór ze op weg gaan naar Zaandam, waar ze in het regionaal actiecentrum verslag gaan uitbrengen en afspraken maken voor de volgende dag. Ze zijn tevreden over het succes van de acties. Het Helderse koppel heeft inmiddels zo’_ duizend werknemers in staking gebracht. “Het is jammer dat het op deze manier moet”, zegt Karsten, “maar er zit niks anders op. De werkgevers vrágen om moeilijkheden met hun verslechteringsvoorstellen. Op zaterdag werken, het Vakantiefonds afschaffen, de vut-regeling op de helling? Dat pikken de jongens ècht niet. Tot nu toe hebben we nog nergens een keet gehad die niet platging. En negen van de tien uitvoerders doen ook niet moeilijk want die snappen best waar het om gaat.” Tegen de avond zijn Karsten en Forrer weer in Den Helder. Daar liggen dan nog wat afdelingstaken. En vervolgens zo vroeg mogelijk naar bed. Voor opnieuw een korte nacht. Zijn ze niet doodop? “Een beetje moe zo langzamerhand maar voor ons geldt hetzelfde als voor de stakers: we moeten nu volhouden!”

(Stakingskrant, 30 maart)

 

Staken mag ook op Texel
Op 27 juni heeft de kantonrechter de uitspraak gedaan dat de enige stakende werknemer op Texel, nadat hem door de werkgever ontslag was aangezegd, weer in dienst moet worden genomen en dat zijn loon moet worden doorbetaald vanaf de eerste dag na de staking.

De dag voor de bouwstaking besloot een lid van onze bond, werkzaam op Texel (we noemen hem maar Jelle), dat hij aan de staking zou deelnemen. Toen hij dat bij zijn werkgever meedeelde, waren de poppen aan het dansen. De discussie over de reden van de staking liep hoog op. Uiteindelijk had Jelle genoeg van het onbegrip van zijn werkgever en wilde hij nog een paar uurtjes werken. Om weer aan het werk te kunnen, heeft hij de werkgever, die een deur blokkeerde, een stukje aan de kant gezet. Hierbij is Jelle wel wat buiten zijn boekje gegaan. Een dag later brak de staking uit en een van de eerste mensen die zich op het districtskantoor meldden, was Jelle.

Toen de staking na vijf weken was afgelopen, wilde Jelle weer aan het werk. Jelle werd echter ontslag aangezegd en hij kon meteen vertrekken. (…) Het vonnis van de rechter een paar weken later was klip en klaar: ons lid moest weer tot het werk worden toegelaten. De rechter vond dat er voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, zonder hierbij het stakingsrecht te schenden, geen gronden waren.

(Districtsbulletin Bouw- en Houtbond FNV Zaandam, zomer 1995)


Bronnen en geraadpleegde literatuur
Naast de in de tekst al aangegeven bronnen, is bij de samenstelling van dit boek gebruik gemaakt van door de auteur gevoerde gesprekken en anderszins vergaarde informatie. Daarnaast zijn publikaties van de Stichting FNV Pers en de Bouw- en Houtbond FNV benut. Het gaat daarbij met name om:

FNV Magazine, editie bouw en hout, jaargang 10, nummer 20 (17 november 1994), jaargang 11, de nummers 4 (23 februari 1995), 5 (9 maart 1995), 6 (23 maart 1995), 7 (6 april 1995), 8 (20 april 1995), 9 (4 mei 1995), 13 (10 augustus 1995), 15 (21 september 1995), 18 (2 november 1995) en jaargang 12 nummer 2 (25 januari 1996).

Stakingskranten nummer 1 (23 maart 1995), 2 (30 maart 1995), 3 (6 april 1995), 4 (12 april 1995) en 5 (20 april 1995).

Sectorkrant bouw, jaargang 6, de nummers 1 (26 januari 1995), 2 (20 april 1995) en 3 (13 juli 1995).

Sectorkrant afbouw en afwerk, jaargang 6, nummer 2 (6 april 1995).

Congresverslag 1993, verslag van het Algemeen Congres van de Bouw- en Houtbond FNV gehouden op 1, 2 en 3 april te Groningen.

Uit het archief van de Bouw- en Houtbond FNV zijn onder meer geraadpleegd: verslagen van vergaderingen van het bondsbestuur en de bondsraad van de Bouw- en Houtbond FNV, verslagen van gezamenlijke vergaderingen van de bondsbesturen van de Bouw- en Houtbond FNV, de Hout- en Bouwbond CNV en Vakvereniging Het Zwarte Corps, verslagen van vergaderingen van de federatieraad van de FNV en verslagen van cao-onderhandelingen in de bouw- en de stukadoorssector.

Verder is informatie afkomstig uit het speciale stakingsarchief van de Bouw- en Houtbond FNV met onder meer verslagen van vergaderingen van het landelijk actiecentrum en de regionale actiecentra, correspondentie en notities, persberichten, pamfletten, knipselkranten en het evaluatierapport.

Geraadpleegde boeken:
Ernest Hueting, Frits de Jong Edz., Rob Neij: Naar groter eenheid, De geschiedenis van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen 1906-1981 (Van Gennep Amsterdam 1983).

Hans Righart en Jan Ramakers: Steigers weg! Bouw- en Houtbonden van verdeeldheid naar eenheid 1945-1981 (Ambo Baarn 1982).


Hakken in het zand is een uitgave van de Stichting FNV Pers in opdracht van de Bouw- en Houtbond FNV, september 1996. Samenstelling en tekst: Peter van der Aa; vormgeving: Rik Tazelaar; druk: Brouwer Utrecht