De derde oma

Manuela’s derde oma is dood. De eerste stierf in 1940 aan de geboorte van haar vader. De tweede leeft nog en heeft vooralsnog geen andersluidende plannen. Ze is 95 en een stokdoof, kettingrokend scharminkel in een rolstoel maar haar geheugen is helder als glas en ze koestert de adoratie van een bakvis voor Rafael Nadal, wiens uit een tijdschrift gescheurde foto boven haar bed hangt in het verpleeghuis. De derde oma was eigenlijk een stiefoma en kwam in beeld toen Manuela een gevorderde kleuter was en haar moeder hertrouwde. Geen biologische maar wel een leuke grootmoeder.

Ik leerde oma kennen in 2000. Ze was toen nog een pronte 82-jarige en woonde op een flatje in Geuzenveld, dat was volgepropt met Jordanese tierelantijntjes, porseleinen en glazen snuisterijen en poppen en poezen van allerlei makelij. Op familiefeestjes zat ik het liefst naast haar. Als het even kon liet ze het voortkabbelende gebabbel los, boog zich naar me toe en begon me te vertellen over haar leven. Ze was er trots op dat ze de regie ervan stevig in eigen hand had gehouden. Ze zou het misschien met de kwalificatie niet eens zijn geweest maar ze was een feministe. Ze had al vroeg in de gaten gehad dat ze van de man met wie ze was getrouwd weinig te verwachten had. Opa was een lapzwans, liever lui dan moe, die ze op enig moment kordaat de deur wees. Toen hij na verloop van tijd toch weer kwam aankloppen, nam ze hem genadiglijk terug maar wel op haar voorwaarden. Hij werd gedoogd in haar huis maar nauwelijks meer in haar leven

Oma dopte haar eigen boontjes. Ze zocht een baan en werd beheerder van een badhuis. Dat was fysiek zwaar werk maar ze verdiende haar eigen kostje en bouwde een pensioen op. En het was goed voor de anekdotes om mij veel later mee te vermaken. Af en toe loerde de romantiek nog even om de hoek. Tot op hoge leeftijd kon ze met een twinkeling in haar ogen vertellen hoe ze ooit sjans had. Ze had toen nog een bijbaantje in een bioscoop, waar ze late bezoekers met een lichtje hun plaats moest wijzen. Daar kwam hij ook vaak, die charmante man, rechercheur van beroep, met een oogje op haar. Ze werd wat weemoedig bij de herinnering. Ze besefte misschien dat ze toen een kans had gemist om haar leven nog een extra dimensie te geven. Ze zou het hebben verdiend. Maar het momentum was voorbijgegaan en ze bleef alleen, ook letterlijk toen opa in het begin van de jaren negentig overleed.

De laatste jaren raakte ze langzaam de weg kwijt. Van haar flat ging ze naar een aanleunwoning en daarna naar een verpleeghuis, waar ze nog een paar jaar op een gesloten afdeling zat te verpieteren tussen wat onverstaanbaar mompelende besjes en een enkel duttend heertje. Dat was nooit haar bedoeling geweest. Al tien jaar geleden zei ze dat het wel mooi was geweest. Maar ze moest oud worden en de onafhankelijkheid inleveren, die de trots van haar leven was geweest. Derde oma zou in augustus 97 zijn geworden.